Dertien lege magen gevuld dankzij ‘Prinses Margriet Babyhuis’
Het is 18 februari 1944. Sieneke Botjes overhandigt een formulier aan Catrien, de moeder van baby Willy. Met een handtekening bevestigt ze dat zij, ondanks de oorlogsomstandigheden, niemand aansprakelijk kan stellen als haar kind iets overkomt. Na het tekenen neemt Sieneke de baby van haar over en vertrekt na een kort afscheid.
Hongerkinderen
Baby Willy is een van de vijftigduizend Hongerkinderen in Nederland. Deze kinderen zijn dusdanig ondervoed tijdens de Hongerwinter, dat het gevaarlijk is om thuis te blijven. Waar in het westen van Nederland het voedseltekort alsmaar toeneemt, is de situatie op het platteland een stuk beter. Daarom begint het Interkerkelijk Bureau (IKB) met kinderuitzendingen: transporten waarbij ondervoede kinderen uit de westelijke steden worden ondergebracht bij gastgezinnen in het noorden. Daar kunnen zij herstellen van de maanden waarin zij zo zijn afgezwakt.
Kinderjuf begint babyhuis
Als Sieneke Botjes, een 25-jarige afgestudeerde kinderjuf uit Groningen, de vrachtwagens met de Hongerkinderen langs haar huis voorbij ziet rijden, denkt ze: eigenlijk zouden ze baby’tjes moeten halen. Alleen kinderen die ouder zijn dan zes jaar mogen mee op de transporten van het IKB, omdat zij minder verzorging nodig hebben dan de echte kleintjes. Sieneke bedenkt dan een plan voor de ondervoede zuigelingen: het Prinses Margriet Babyhuis.
De voorbereiding
Met drie andere vrouwen zet Sieneke het babyhuis op poten. Dat gaat niet altijd zonder slag of stoot. Om vergunningen te krijgen, moeten ze langs de Nederlandse Volksdienst, een NSB-organisatie. De NVD wil graag helpen, omdat kinderuitzendingen vanuit propagandaoogpunt aantrekkelijk zijn. In een gesprek met de heer Lippinkhof, provinciaal leider van de NVD, wordt al gauw duidelijk dat de twee partijen niet tot consensus komen. De noodgedwongen samenwerking verandert voor Sieneke in een dreiging om opgepakt te worden. Het opzetten van het babyhuis moet vanaf dan in het geheim.
Voorrang
Door middel van hun sociale netwerk regelen Sieneke en haar collega’s alles wat ze nodig hebben: een pand, kleertjes, luiers, wiegjes en een maandelijkse financiële bijdrage. Daarnaast komen ze via een Groningse huisarts in contact met de directeur van de Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst in Amsterdam, die zicht richt op de zuigelingen die in aanmerking komen voor het babyhuis. De artsen beoordelen op verschillende criteria, zoals fysieke gesteldheid en de thuissituatie. Zo krijgen de kinderen met reeds overleden broertjes of zusjes, of van wie de vader is opgepakt bij een Amsterdamse razzia, voorrang.
Dertien baby's
Een paar weken later is het zo ver: met een grote auto van haar vaders bedrijf haalt Sieneke de kleintjes op. In het donker rijdt de wagen, met een grote houtgasgenerator op verstookt hout in plaats van benzine, naar Amsterdam. De geallieerden schieten vanuit de lucht op alle verdachte situaties, dus ongevaarlijk is de reis niet. Net zoals moeder Catrien tekenen alle ouders een overeenkomst op het moment dat ze hun kind afgeven. Later die avond komt Sieneke aan op de Moddermanlaan 11 in Groningen. Zonder kleerscheuren, maar met de dertien baby’s.
Aansterken
De eerste periode in het babyhuis zijn de kinderen uitgeput. De kinderen hebben honger en beginnen vaak al te huilen bij het geluid van de schrapende lepel tegen de bodem van het bord. Toch voelen ze zich snel thuis. Langzaamaan veranderen de magere baby’s in mollige peuters. Een doorgekomen melktandje, een kleine gewichtstoename en de eerste keer staan: de leidsters noteren alle ontwikkelingen voor de ouders.
Uiteindelijk blijven de kinderen een halfjaar in het Prinses Margriet Babyhuis. Eind april komt de voedselvoorziening in de Randstad weer langzaam op gang, maar toch kunnen de kinderen niet direct naar huis. De chaotische maanden na de bevrijding zorgen voor vertraging. Halverwege augustus kunnen de Amsterdamse ouders hun kinderen weer in de armen sluiten.