Kerstbomen en schaarste
Ook in oorlogstijd wordt kerst gevierd. In de eerste jaren van de Tweede Wereldoorlog zijn er nog volop kerstbomen in Nederland te vinden, maar in 1944 is dit niet meer het geval. Bomen worden niet langer naar binnen gehaald en opgetuigd, maar belanden in de kachel om zo te voorzien in de basisbehoeftes van de Nederlandse bevolking.
Kerst tijdens de mobilisatie
Nadat in augustus 1939 de algemene mobilisatie is afgekondigd worden militairen door heel Nederland ingekwartierd en zijn vaak ver van huis. Er zijn ongeveer 40.000 Nederlandse militairen gemobiliseerd om zich voor te bereiden op een eventuele Duitse inval. In de winter van 1939 tuigen de soldaten samen kerstbomen op.
Mobilisatie is de maatregel waarmee de overheid, door het oproepen van reservisten, het leger in paraatheid brengt voor een dreigende oorlog. Vanaf 28 augustus 1939 werd het Nederlandse leger in paraatheid gebracht.
Meer over MobilisatieLiefdadigheid
Tijdens de bezetting van Nederland vieren veel Duitse militairen en het Duitse bestuur het kerstfeest in Nederland. Zo bezoekt Rijkscommissaris Arthur Seyss-Inquart verschillende kerstfeesten voor gewonde soldaten en kinderen waarbij ook de kerstman aanwezig is. Arme kinderen krijgen kadootjes en er wordt gecollecteerd voor de Winterhulp.
De Stichting Winterhulp Nederland werd op 22 oktober 1940 per decreet opgericht door Rijkscommissaris Seyss-Inquart, naar het voorbeeld van de nationaalsocialistische Winterhilfswerk des Deutschen Volkes. Het doel van deze liefdadigheidsinstelling was ‘behoeftige Nederlandse staatsburgers zonder aanzien des persoons hulp en ondersteuning te verschaffen’. Evenals het Duitse voorbeeld verstrekte de Winterhulp hoofdzakelijk voedsel en kleding. Spoedig werden gezinnen met nationaalsocialistische sympathieën bevoordeeld, terwijl openlijke tegenstanders van de ‘Nieuwe Orde’ en Joden niet op bijstand hoefden te rekenen. Doordat NSB’ers massaal bij de collectes waren betrokken, was de organisatie niet geliefd bij de bevolking.
Meer over WinterhulpMaar in de winter van 1944 zijn er weinig kerstbomen te vinden. Terwijl er beneden de rivieren in bevrijd Nederland vaak kerst wordt gevierd met de geallieerde militairen, zijn voedsel en brandstof in bezet Nederland ontzettend schaars. De Duitse en lokale Nederlandse autoriteiten hebben eerder al veel bomen gekapt om brandhout uit te kunnen delen. Ook zijn er bomen gekapt vanuit militaire overwegingen, zo wordt het zichtveld vergroot en kan makkelijk gericht geschoten worden.
Verdwijnende bomen
Daarnaast vindt er veel illegale houtkap plaats. In de stad verdwijnen steeds meer bomen en stedelingen trekken ook de stad uit, op zoek naar meer bomen om te kappen. Zo worden bossen gedurende de Hongerwinter steeds leger. Deze houtkap is, net als het slopen van leegstaande huizen en trambanen, illegaal. Als een politieagent of Duitse militair nadert verstoppen mensen zich snel.
Het illegaal vergaren van brandhout wordt vaak door de vingers gezien, maar er worden ook mensen voor opgepakt. Toch blijven velen de gok wagen. De nood is hoog, het brandhout is namelijk niet alleen nodig voor het verwarming van de woning. Ook koken gebeurt tijdens de Hongerwinter, bij gebrek aan gas, op alternatieve brandstof.
De Hongerwinter was de winter van 1944 tot 1945, aan het eind van de Tweede Wereldoorlog, met een grote schaarste aan voedsel en brandstof. Met name in de steden van West-Nederland, waar zo'n 20.000 mensen omkwamen door honger en kou, leidde de winter tot grote ellende. De Spoorwegstaking vormde het begin van de Hongerwinter, de Duitsers grepen deze staking aan om het vervoer van voedsel te blokkeren. De Hongerwinter eindigde met de geallieerde voedselhulp.
Meer over Hongerwinter