De aktiviteiten van de stichting op publicistisch terrein werden na de fusie van het blad steeds geringer. Allengs kwam de nadruk te liggen op de jaarlijkse bijeenkomsten. Deze waren van het begin af aan, in 1936, meestal gehouden in de abdij van Berne in Heeswijk. De thema's die er aan de orde kwamen, werden steeds diepgaander bestudeerd. In de vijftiger en zestiger jaren ontwikkelden deze bijeenkomsten zich tot congressen en werden zij buiten de abdij gehouden. Het belangstellingsgebied dat zich eerst vooral richtte op religie en cultuur, verschoof steeds meer naar het sociale en economische vlak. Internationale instellingen zoals de Benelux en de E.E.G. kregen volop belangstelling. In de organisatie van deze congressen maakte Brabantia Nostra zijn na-oorlogse hoogtijdagen mee. inv. nr. 141, 156 en 184. Vanaf circa 1965 verstomden de berichten over Brabantia Nostra. De gemiddelde leeftijd van de leden van de Centrale werd steeds hoger, omdat de oude leden niet meer door jongeren werden vervangen. In 1967 kwam de stichting nog even in het nieuws door het openbaar worden van een intern discussiestuk, geschreven door P. Mutsaers, over de geestelijke onvolwassenheid van de massa en het te hoge tempo waarin zich veranderingen in de Nederlandse katholieke kerk voltrokken. inv. nr. 137. Toen de rust weergekeerd was, gleed Brabantia Nostra de vergetelheid in. De stichting bestaat nog, er worden echter bijna geen aktiviteiten meer ontplooid. Deze oude orde is in zoverre bewaard dat de dossiers en de rangschikking op afzender zoveel mogelijk intact gelaten zijn. De correspondentie die niet via een dossier of op afzender gerangschikt was, is in laatstgenoemd systeem ondergebracht. De losse stukken zijn logisch in het verband geplaatst. De verschillende commissies en dergelijke en vooral de redaktie en de Propaganda-Centrale hadden een hechte band met het Dagelijks Bestuur. Bemoeienissen van laatstgenoemd orgaan zijn dan ook overal erin te vinden. Vandaar dat naast het onderdeel "Oprichting en Reorganisatie" de afdelingen "Algemeen Bestuur" en "Dagelijks Bestuur" zó geplaatst zijn, dat de archivalia, gevormd door commissies en dergelijke onder het onderdeel "Dagelijks Bestuur" vallen. De band tussen het Dagelijks Bestuur en een commissie was vaak zo sterk, omdat de Centrale herhaaldelijk alleen het doel van de op te richten commissie formuleerde, maar de daadwerkelijke oprichting ervan overliet aan het Dagelijks Bestuur, dat dan tevens een deel van de taak aan zich trok. In 1938 werden plaatselijke kernen opgericht. Op het hoogtepunt van de beweging waren er ongeveer 1000 leden. Ten gevolge van de Tweede Wereldoorlog kwam de beweging tot een voorlopig einde: In 1942 werd de uitgave van het tijdschrift gestaakt omdat men zich niet bij de Nederlandsche Kultuurkamer wenste te registreren. Wel steunde Brabantia Nostra de Nederlandsche Unie. Na de Tweede Wereldoorlog stokte de ontwikkeling van Brabantia Nostra. Dit kwam mogelijk voort uit het feit dat het gedachtegoed van het tijdschrift toch wel enigszins als "besmet" kon worden opgevat, terwijl tezelfdertijd, in het kader van de wederopbouw, een versterkt moderniseringsproces in gang werd gezet waardoor het conservatieve regionalisme van Brabantia Nostra minder weerklank vond. In 1951 werd het tijdschrift opgeheven. Het tijdschrift Brabantia Nostra bereikte slechts een oplage van 1200 tot 1500 exemplaren en werd vnl. gelezen door een geestelijke elite: priesters, leraren, onderwijzers, kunstenaars etc. Voor de grote massa was het blad te abstract en andersdenkenden stoorden zich soms aan de gezwollen frases over Brabantse grootse en heldhaftige verleden en het exclusief-katholieke karakter. Na de oorlog werd de anglo-amerikaanse cultuur geïntroduceerd en werden het streek-eigene en de katholieke leefsfeer steeds minder belangrijk. Het laatste congres werd gehouden in 1963. De Stichting B.N. werd tot een teken van Brabantse emancipatie. Bronnen: -Jan van Oudheusden, 1990. Brabantia Nostra, een gewestelijke beweging voor fierheid en 'schoner' leven 1935-1951, Tilburg, Stichting Zuidelijk Historisch Contact, 1990, Bijdragen tot de geschiedenis van het zuiden van Nederland, 84, ISBN 90-70641-34-8 -http://nl.wikipedia.org/wiki/Brabantia_Nostra Evenals de stichting heeft ook de Beweging zijn voorgeschiedenis. In januari 1937 riep de redaktie van Brabantia Nostra de Propaganda-Centrale in het leven, die tot taak kreeg abonnees te werven voor het tijdschrift. Sjaak van Hout en Jan Donders vormden de leiding ervan. Zij organiseerden een aktie die drie maanden zou duren en richtten in verschillende plaatsen kringen op. inv. nr. 90-121. Toen deze periode verstreken was, vond de redaktie het zonde van de tijd en de inspanning als de gevormde kringen zich zouden oplossen. Bovendien was de suksesvolle abonneewerving inmiddels ge¬paard gegaan met propaganda in ruimere zin inv. nr. 6, p. 14. , welke. laatste aktiviteit zich vooral manifesteerde in de lezingen die Jef de Brouwer voor de verschillende kringen hield. inv. nr. 122-126. Toen Van Hout en Donders hun funktie in de Propaganda-Centrale neerlegden Van Hout ging uit de leiding wegens ruzie met de uitgever Triborgh, Donders wegens persoonlijke omstandigheden. , werden zij vervangen door F. Siemer, J. Heerkens en L. Vorstenbosch. inv. nr. 6, p. 5. Zij ontwikkelden de Propaganda-Centrale nog verder. Het Algemeen Bestuur zocht echter naar een nieuwe organisatievorm voor de propaganda om een groter deel van de bevolking te kunnen bereiken. Op de vergadering van 28 augustus 1938 werd besloten de Propaganda-Centrale te vervangen door een secretariaat voor de propaganda en de door de Propaganda-Centrale gevormde kringen op te laten gaan in de Beweging Brabantia Nostra, een nieuwe instelling, aan het hoofd waarvan de propagandasecretaris kwam te staan (Jef de Brouwer). De verandering trad officiëel in werking op 1 januari 1939. inv. nr. 6, p. 28 en volgende. Het tijdvak 1935-1940 vormde wel de bloeiperiode van Brabantia Nostra. De nadruk lag in die tijd sterk op het culturele en religieuze aspect. De artikelen van culturele aard in het tijdschrift waren voor een groot deel gericht op de periode waarin Brabant toonaangevend was in de Nederlanden. Het religieuze aspect kwam niet alleen in de artikelen naar voren, maar trad ook in de openbaarheid door verschillende grote akties. Vooral de Maria-verering nam een belangrijke plaats in. Deze kwam vooral tot uiting in het plan een Maria-kapel aan de Moerdijkbrug op te richten, de belangrijkste verbinding tussen Holland en Brabant. Dit plan werd, zoals gezegd, de direkte aanleiding voor de oprichting van de stichting Brabantia Nostra. Door middel van een grote aktie slaagde Brabantia Nostra erin het benodigde geld bijeen te brengen, zodat in 1939 de kapel ingezegend kon worden. inv. nr. 167 en'174. Het enthousiasme sloeg over naar Grave, langs welke plaats ook een belangrijke toegangsweg naar Brabant voerde. inv. nr. 171. In 1939 schreef Brabantia Nostra alle Brabantse gemeenten aan met de vraag of er voor de raadsvergaderingen een gebed werd uitgesproken en, wanneer het antwoord ontkennend was, met het verzoek dat dit voortaan zou geschieden. inv. nr. 170. Omdat de struktuur van Brabantia Nostra zo vaak veranderde, werd het voor velen steeds moeilijker de juiste verhoudingen tussen de verschillende onderdelen van de stichting te zien. De relatie Beweging-Stichting ervoer men als verwarrend. inv. nr. 7, p. 24. De Centrale besloot daarom in 1949 de Beweging volledig in Brabantia Nostra te incorporeren. De leden van de nu opgeheven Brabantse Beweging konden de stichting blijven steunen door lid te worden van een nieuwe instelling "Vrienden van Brabantia Nostra". inv. nr. 7, pp. 39-40. De Propaganda-Centrale is benaderd vanuit het doel dat zij nastreefde: Het maken van propaganda, eerst alleen voor het blad, later ook voor de ideeën van de stichting. Het leek mij niet nodig de opvolger van de Propaganda-Centrale en de organisatie waarmee zij versmolt (respectievelijk de Beweging Brabantia Nostra en de Brabantse Beweging, gevolgd door "Vrienden van Brabantia Nostra") apart uit te splitsen. De hoeveelheid stukken ervan is namelijk erg gering en in de archivalia die erover handelen is nauwelijks een overgang te zien. De structuurwijzigingen zelf zijn al eerder uitgelegd. Archivistisch waren zij niet van betekenis. De verdeling van de propaganda is "binnen de Propaganda-Centrale" en "buiten de Propaganda-Centrale om" is zo gekozen omdat Jef de Brouwer, tijdens de aktiviteiten van de Propaganda-Centrale, al op eigen houtje bezig was met propaganda in ruimere zin en daardoor met het leggen van de grondslag voor de Beweging Brabantia Nostra. Deze inventaris was een stage-project in het kader van de opleiding aan de rijksarchiefschool in het cursusjaar 1979-1980. J. Sanders Een goed voorbeeld hiervan is te vinden in het archief van August Commissaris, voorzitter van de commissie ter herdenking van het twaalfde eeuwfeest van Sint Willibrordus, waarin zich een groot gedeelte van de archivalia van deze commissie bevinden. Het archief van A. Commissaris is aanwezig op het BHIC. Het grootste gedeelte van het archief bestaat uit correspondentie. De ordening zoals die door Mutsaers, die in feite het archief vormde, was aangebracht, is eigenlijk van tweeërlei aard. Aan de ene kant paste hij het systeem van dossiervorming toe, vooral wanneer het aantal brieven over één zaak zich uitbreidde. Aan de andere kant werden brieven chronologisch geborgen, terwijl later meer heil gezien werd in een rangschikking op afzender. Dit laatste gebeurde echter alleen met brieven van personen met wie hij regelmatig correspondeerde. De overige stukken waren in een enkel geval als bijlagen bij de correspondentie gevoegd, maar voor het merendeel waren zij zonder een systeem in het archief geborgen. De hoeveelheid correspondentie na de Tweede Wereldoorlog nam sterk af. Ze werd toen grotendeels zaaksgewijs, samen met de overige stukken bewaard. Ook door de hoofdredakteur van Brabantia Nostra was geen vast systeem gevolgd, evenmin als door de leiders van de Propaganda-Centrale. De overige commissies, directoria en secties hadden de schriftelijke neerslag van hun aktiviteiten, voor zover aanwezig bij Mutsaers, chronologisch gerangschikt. Zeer duidelijk voelde Brabantia Nostra de band die Belgisch en Nederlands Brabant, zo ruw gescheiden door de Opstand, met elkaar verbond. Hereniging met België buiten Nederlands staatsverband streefde Brabantia Nostra niet na. Het koesteren van de Groot-Nederlandse gedachte echter was in deze geschiedbeschouwing bijna onvermijdelijk. Brabantia Nostra probeerde zijn doel te bereiken via allerlei akties en via het tijdschrift. Toen Brabantia Nostra als een van zijn eerste akties besloten had zich in te zetten voor de bouw vaneen Mariakapel aan de Moerdijk, bleek het bezit van rechtspersoonlijkheid onontbeerlijk. O. Verharen-van Erp: Brabantia Nostra 1936-1941, p. 2. Op 30 juli 1937 werd daarom de stichting Brabantia Nostra opgericht. Als stichters traden op P.C. de Brouwer, P. Mutsaers en F. van der Ven. inv. nr. 6, p. 1. De vroegere redaktieraad werd uitgebreid en werd nu Algemeen Bestuur (De Centrale) van de stichting. inv. nr. 1, pp. 2, 5 en 6. De leden van het Algemeen Bestuur kozen uit hun midden een Dagelijks Bestuur van vijf personen en een secretariaat. inv. nr. 1, pp. 6-9. Dit laatste werd bijna onafgebroken geleid door P. Mutsaers. De Centrale kon voor bepaalde aktiviteiten directoria, secties of commissies benoemen (De verschillen zijn niet erg duidelijk). Het Dagelijks Bestuur bemoeide zich desondanks met vrijwel alle aktiviteiten. Het blad Brabantia Nostra werd eigendom van de stichting. Korte tijd later werd het tijdschrift tevens orgaan van de Beweging Brabantia Nostra, die was opgericht in 1939. Het Dagelijks Bestuur van de stichting werd toen ook Dagelijks Bestuur van de Beweging. inv. nr. 1, pp. 10-12. De Beweging bestond uit een netwerk van kringen, dat vrijwel geheel Brabant omvatte. Het intellectuele en elitaire element van Brabantia Nostra werd in de Beweging enigszins afgezwakt. Twee jaar later werd Brabantia Nostra wel aangeklaagd. Weer was er een aflevering van het tijdschrift verschenen dat stof deed opwaaien. Paul Vlemminx had in zijn gedicht "De goede stad Oss" de anti-Hollandse mentaliteit, waarvan Brabantia Nostra doordrenkt was, fel verwoord. Het optreden van de marechaussee in die plaats, grotendeels samengesteld uit niet-Brabanders, werd zodanig op de korrel genomen, dat het desbetreffende nummer van Brabantia Nostra door de justitie in beslag genomen werd. inv. nr. 67 en Brabantia Nostra III (1938) nr. 9. In de oorlog breidden de politieke aktiviteiten van Brabantia Nostra zich uit. Toen kort na de capitulatie van Nederland de Nederlandse Unie werd opgericht, wenste Brabantia Nostra haar sukses middels een telegram dat luidde: "Onder den indruk van uw prachtig program wensen wij u geluk, voorspoed en sterkte. Brabant staat gereed voor u." Al eerder waren er gesprekken geweest met vooraanstaande mensen in de Unie, zoals Linthorst-Homan en De Quay. inv. nr. 163 en inv. nr. 6, pp. 65-71. In de vergadering van de Centrale van 7 juli 1940 werd uitgebreid verslag gedaan van de contacten tussen Nationaal Front en Brabantia Nostra en van de betrokkenheid van Brabantia Nostra bij de vorming van de Nederlandse Unie. Met name Geert Ruijgers en Jef de Brouwer stelden zich ten dienste van de Nederlandse Unie. Ruijgers, die hoofdredakteur was van Brabantia Nostra, werd dit ook van het tijdschrift De Unie. De Brouwer, als propaganda-secretaris, werd toegestaan de kringen van de Beweging Brabantia Nostra voor de Unie te gebruiken. O. Verharen-van Erp: Brabantia Nostra 1936-1941, p. 3. Door Brabantia Nostra werden vlugschriften vervaardigd om de ideeën van de Nederlandse Unie in Brabant ingang te doen vinden. inv. nr. 162. Ter herdenking van de Heilige Willibrordus ondernam Brabantia Nostra in datzelfde jaar een grootscheepse aktie. inv. nr. 169. In politiek opzicht bleef Brabantia Nostra meer op de achtergrond. Er waren weliswaar kontakten met de Rooms Katholieke Staats Partij, maar van erg diepgaande aard zijn zij nooit geweest. inv. nr. 160. In het artikel "Waar Brabant sterft ...." keerde Brabantia Nostra zich sterk tegen de liberale en atheïstische ideeën, die de N.V. Philips volgens Brabantia Nostra in het Brabantse land probeerde te introduceren. De uitlatingen die in het tijdschrift gedaan werden waren van dien aard dat Brabantia Nostra bijna in handen van de justitie verzeild raakte. inv. nr. 66 en Brabantia Nostra II (1936) nr. 3. Deze instelling, samen met het door Jan Naaijkens verzorgde maandelijkse radioprogramma "Het Brabantse Halfuur", vormde het verbindingselement tussen Brabantia Nostra en de gewone Brabander. inv. nr. 137. Edele Brabant was al tijdens de derde jaargang in moeilijkheden gekomen door een teruglopend aantal abonnees. Op het einde van de vierde jaargang zag de uitgever er geen brood meer in. Omdat de Centrale te kennen gaf dat ze graag weer het oude tijdschrift Brabantia Nostra zou laten verschijnen, ging de uitgever akkoord met de uitgave ervan voor één jaar. Daarna zou hij overwegen of hij ermee door wilde gaan. inv. nr. 7, p. 32 en inv. nr. 85. Al snel bleek echter dat de negende jaargang van Brabantia Nostra niet levensvatbaar was. Noodgedwongen voerde de stichting in 1951 overleg met het Provinciaal Genootschap voor Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant, een instelling waarvan de ideeën op cultureel gebied veel overeenkomst vertoonden met die van Brabantia Nostra . Bovendien waren veel leden van de Centrale van Brabantia Nostra ook lid van het Genootschap. Het tijdschrift Brabantia Nostra en het orgaan van het Provinciaal Genootschap ( Brabants Jaarboek ) versmolten tot één tijdschrift: Brabantia . In 1952 verscheen de eerste jaargang. inv. nr. 89. Brabantia Nostra had een zeer positieve kijk op de Brabander en zijn waarden en gebruiken. Dit leidde vaak tot een overwaardering van alles wat typisch Brabants was. Zie hiervoor bijvoorbeeld P.C. de Brouwer: De Brabantse ziel. Tilburg, 1947. De Brabantse waarden en gebruiken wilde Brabantia Nostra bewaren en, indien nodig, nieuw leven inblazen. De belangrijke positie die Brabant binnen de Nederlanden rond 1500 bekleed had, werd als bewijs voor de kracht van Brabant gezien. De Reformatie en de daarop volgende verovering van Brábant door de Staatse troepen verlamden het. Een lange, duistere periode vol onderdrukking en achterstelling brak aan. Nu, zo ging de geschiedopvatting van Brabantia Nostra verder, is het tij enigszins gekeerd, maar nog steeds kan Brabant niet over alle middelen beschikken "nodig (....) tot het ontplooien van zijn schoonste leven." Emancipatie was dus dringend nodig. Wanneer de emancipatie voltooid was, zou Brabant weer zijn oude positie kunnen innemen. In het licht van dit geschiedbeeld is het duidelijk dat Holland als de grote boosdoener werd gezien. Holland, dat volgens Brabantia Nostra nog steeds gekant was tegen het Brabantse volk en wars was van al wat katholiek was. Het archief en de verantwoording van de inventarisatie : Op 7 juni 1977 werd een proces-verbaal opgemaakt tussen drs. P. Mutsaers, secretaris van de stichting Brabantia Nostra en dr. L.P.L. Pirenne, rijksarchivaris in Noord-Brabant, waarin verklaard werd dat aan het rijksarchief in volle eigendom waren overgedragen: "-het archief van het bestuur van de stichting -het archief van het ledenbestand van Brabantia Nostra -het archief van het maandblad Brabantia Nostra met documentatie". Twee voorwaarden werden door de stichting gesteld. Ten eerste zouden genoemde archieven tot 1 juni 1987 uitsluitend toegankelijk zijn voor zuiver wetenschappelijk onderzoek. De tweede voorwaarde hield in dat de zittende bestuursleden van de stichting de archieven altijd mochten raadplegen. Archief van het Rijksarchief in Noord-Brabant, procesverbaal van 7 juni 1977. De lengte van het archief bedraagt vier meter. De archivalia (om van archieven te spreken zoals in het proces-verbaal is onjuist) werden opgehaald bij P. Mutsaers. Als secretaris van de stichting had hij de archivalia van het Algemeen en Dagelijks Bestuur beheerd. Ook de archiefstukken betreffende het tijdschrift Brabantia Nostra had hij onder zich. De hoofdredakteur zal ze, nadat het tijdschrift ter ziele gegaan was, aan de secretaris overgedragen hebben. Zo heeft waarschijnlijk ook de leiding van de Propaganda-Centrale gehandeld. Deze gang van zaken was echter eerder uitzondering dan regel. Vrijwel alle commissies, secties en directoria hielden na beëindiging van hun aktiviteiten het door hen gevormde archief onder zich. De tweede grote aktiviteit van Brabantia Nostra in de periode van de Tweede Wereldoorlog was de medewerking die het gaf aan het herstel van het boekenbestand van de universiteitsbibliotheek van Leuven. De bibliotheek was in 1940 ten gevolge van een bombardement van de Duitsers afgebrand. Middels een door Brabantia Nostra georganiseerde geldinzameling werd een gedeelte van de nood gelenigd. De schenking aan de universiteit van de bibliotheek van wijlen dr. Moller, aangekocht door Brabantia Nostra, vormde een grote aanwinst. inv. nr. 146. Ten gevolge van de door de Duitsers uitgevaardigde verordening, op last waarvan Brabantia Nostra zich moest aanmelden bij de Nederlandse Cultuurkamer, besloot de vergadering van de Centrale op 14 februari 1942 de aktiviteiten naar buiten stil te leggen. inv. nr. 6, pp. 111-115. Het tijdschrift bleef echter nog verschijnen tot juli van dat jaar. Toen de redaktie zich ontbond, was er door de Duitsers nog geen verbod voor het blad uitgevaardigd. De uitgave werd op eigen initiatief stilgelegd, nadat uitgelekt was dat de N.S.B. het tijdschrift wilde gaan gebruiken om vaste voet aan de grond te krijgen in Brabant. De gijzeling door de Duitsers van Frans van der Ven en Jef de Brouwer werd als het startschot hiervoor gezien en vormde daarom de direkte aanleiding voor de redaktie tot het staken van de werkzaamheden. Brabantia Nostra VIII (1945), nr. 1 p. 15. De bewering van Mevr. Verharen-van Erp dat na oktober 1941 het blad niet meer verscheen moet op een vergissing berusten. Op basis van dit gegeven sluit zij de periode die ze onderzoekt ruim een half jaar te vroeg af, met als gevolg dat zij de artikelen van Brabantia Nostra uit de periode oktober 1941-juli 1942 over het hoofd heeft gezien. Overigens is ook het beginjaartal in de titel verkeerd. Het blad verscheen immers al in 1935. De na-oorlogse jaren stonden voor Brabantia Nostra in het teken van de Brabantse Beweging en de veranderingen van het tijdschrift enerzijds en de uitbouw van de jaarlijkse bijeenkomsten anderzijds. Onmiddellijk na de oorlog was een groep jonge Brabanders een beweging gestart, de Brabantse Beweging geheten, die er ongeveer dezelfde ideeën op na hield als Brabantia Nostra, maar minder gericht was op de intellectuele elite. Ook in Brabantia Nostra zelf waren er al voor de oorlog stemmen opgegaan te proberen het gewone volk meer te bereiken. Tot op zekere hoogte had zich dit gekristalliseerd in de Beweging Brabantia Nostra. Nadat er onderhandelingen gevoerd waren tussen Brabantia Nostra en de Brabantse Beweging, besloten beide groeperingen tot een samenwerkingsverband te komen. Ze zagen in dat het, gezien hun doelstellingen, verstandiger was de handen ineen te slaan. De Brabantse Beweging werd een onderdeel van Brabantia Nostra. De Beweging Brabantia Nostra werd op 1 januari 1946 ontbonden en de leden ervan konden zich scharen in de gelederen van de Brabantse Beweging. Brabantia Nostra VIII (1945), p. 189. Het tijdschrift Brabantia Nostra verdween na 1946. In zijn plaats kwam het populaire gezinsweekblad Edele Brabant , onder redaktie van Jan Naaijkens, het orgaan van de stichting Brabantia Nostra en de Brabantse Beweging. In 1941 had de Beweging Brabantia Nostra een informatieblaadje met dezelfde naam uitgegeven voor haar leden (inv. nr. 6, pp. 88-89 en 96-97). Het opheffen van de achterstelling van Brabant ten opzichte van de rest van Nederland was het belangrijkste doel van Brabantia Nostra. Het werd in het eerste nummer van het blad als volgt uiteengezet: "Dit blad richt zich tot allen die in het Brabantse land willen zien een ordevol volk, Nederlands en Katholiek, toegerust met de middelen die nodig zijn tot het ontplooien van zijn schoonste leven........... Brabant wordt zienderogen weer de kern van de Nederlanden Wie hier schrijft of leest houde dat klaar voor ogen. Het besef van deze bijzondere verantwoordelijkheid ten aanzien van het Rijk Gods en de Volksgemeenschap zal alle kleinheid verachten en geen hindernis tellen om de bundeling van alle Brabantse krachten te verwezenlijken." Brabantia Nostra I (1935) p. 1. Naast de Nederlanders M. Michels en M. van den Broek hadden hierin ook zitting drie Vlamingen: J. Simons, J. Helzen en E. Rombauts. O. Verharen-van Erp: Brabantia Nostra 1936-1941. Onuitgegeven doktoraal-scriptie, p. 1. Deze scriptie is grotendeels geschreven, op basis van het tijdschrift Brabantia Nostra. Archieven of ledenlijsten zouden volgens de schrijfster niet meer aanwezig zijn (p. 55-56). Toch heeft ze uitgebreid contact gehad met P. Mutsaers, die het archief toen nog in zijn bezit had. Van invloed van de redaktieraad op de inhoud van het blad is aan de hand van het archief weinig te merken. Historisch overzicht : Brabantia Nostra (Ons Brabant) was een Nederlands sociaal-cultureel tijdschrift dat heeft bestaan van 1935 tot 1951. Het tijdschrift zette zich in voor de ontwikkeling van een "eigen" (Noord-)Brabantse cultuur, die uiteraard sterk geïnspireerd was door onder meer de toen aldaar bloeiende Rooms-Katholieke Kerk. Tot die eigenheden behoorde ook de zogeheten "Bourgondische" cultuur die men aan de Brabanders is gaan toedichten en die ook tegenwoordig door de toeristische industrie gretig wordt omarmd. Deze beweging kwam voort uit een hernieuwd bewustzijn van dit eens achtergestelde deel van Nederland, waarvan onder meer de werken van Stephanus Hanewinkel nog getuigen. Aan de andere kant kwam het streekeigene steeds meer onder druk te staan door onder meer de industrialisatie, die bovendien de immigratie van veel Noord-Nederlanders met zich meebracht, met name in de regio Eindhoven. Hier was in zekere zin sprake van een conservatief-romantiserende stroming. De gangmaker was de studentenbeweging van de Katholieke Leergangen te Tilburg. Tot de oprichters behoorden P.C. de Brouwer en F. van de Ven. Ook belangrijke medewerkers als Luc van Hoek, Jef de Brouwer, Geert Ruijgers en Piet Mutsaers waren van dit instituut afkomstig. Op 15 oktober 1935 verscheen voor het eerst het tijdschrift Brabantia Nostra. Hierin presenteerde zich een groep Brabantse, net afgestudeerde jongeren, die elkaar in Nijmegen gevonden hadden in het Brabants Studentengilde van O.L. Vrouw. Zij groepeerden zich rond de figuur van dr. P.C. de Brouwer, een geestelijke, wiens leus "Brabantia Nostra" (=Brabant aan ons) door hen overgenomen werd. P.C. de Brouwer was moderator van het Brabants Studentengilde en heeft zich veel moeite getroost het middelbaar en hoger onderwijs in Brabant te emanciperen. Bannenberg: Monseigneur Dr. P.C. de Brouwer in piam memoriam. In: Brabántia X (1961) pp. 237-240. Via Brabantia Nostra probeerde hij echter een emancipatie van Brabant op een veel breder vlak te bewerkstelligen. In de redaktie van het tijdschrift hadden zitting Jef de Brouwer, Lucas van Hoek, Geert Ruijgers, Frans van der Ven, Paul Vlemminx (=Ferdinand Smulders) en Toon Wijffels. Brabantia Nostra I (1935) p. 1. Hoofdredakteur was Frans van der Ven, die samen met P.C. de Brouwer en Geert Ruijgers de ideologische artikelen schreef. Jef de Brouwer was weliswaar een goed schrijver, maar zijn spreekvaardigheid en organisatorische kwaliteiten lager op een hoger niveau. F. van der Ven: Jef de Brouwer. In: Brabantia IX (1960) P. 35. Lucas van Hoek verzorgde de omslag van het blad en de illustraties, Paul Vlemminx uitte in Brabantia Nostra zijn poëtische gaven. Toon Wijffels zorgde vooral voor inbreng als het economische zaken betrof. De redaktie werd terzijde gestaan door een redaktieraad, die geleid werd door P.C. de Brouwer. Aanwijzingen voor de gebruiker : Verwijzing naar archiefstukken uit dit archief geschiedt door (volledig): Brabants Historisch Informatie Centrum, toegangsnummer 235 Brabantia Nostra, 1935 - 1994 (1996) , inv.nr. ... (verkort): BHIC, 235 Brabantia Nostra , inv.nr. ...
- Archieven BHIC
- Archief
- 235
- Algemeen bestuur en Politiek
Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer