Van de Poel wist de hoofdredakties van de provinciale pers in het zuiden van het land, op een enkele uitzondering na, voor het lidmaatschap van de Raad van Voorlichting voor de Nederlandse Pers te winnen. Hoewel Van de Poel in deze eerste tijd van de Duitse bezetting een zekere tegemoetkomende houding ten aanzien van de bezetter niet te ontzeggen valt, werd hij desondanks in de lente van 1941 door de SD ( Sicherheitsdienst ) gearresteerd. De beschuldiging luidde: spionage voor Engeland. De "bewijsmiddelen" waren echter door een rancuneus persfotograaf, die in april 1940 vanwege zijn lidmaatschap van de NSNAP Nationaal-Socialistische Nederlandsche Arbeiderspartij door Van de Poel was ontslagen, in elkaar gezet. Inv. nrs. 31, 34 en 151. In oktober 1941 werd Van de Poel op transport gezet naar Duitsland. Van dit verblijf heeft Van de Poel getuigenis afgelegd in zijn boek "Neuengamme, getuigenis over het ongemaskerde nationaal-socialisme van een Duits concentratiekamp" . Het leek ons juist, vanwege het groot aantal terreinen waar Van de Poel door de aard van zijn werkzaamheden bij betrokken was, een ruime onderverdeling toe te passen in de inventaris. Het dokumentatiemateriaal is daarbij gescheiden gehouden van het archief. Aanvankelijk was dit dokumentatiemateriaal zeer gedetailleerd beschreven in de eerste proeve van deze inventaris. Achteraf werd dit wat overdreven gevonden. Vandaar dat een aantal nummers werden samengetrokken tot één nummer. Deze samentrekkingen tot één nummer of "nommer" is vooral toegepast in hoofdstuk twee van de inventaris. De aanduiding van de uiterlijke vorm van de archiefbescheiden werd bewust achterwege gelaten. Op een enkele uitzondering na, bevinden de archiefstukken zich in omslagen. Waar dit niet het geval is werd dit in de inventaris vermeld. M.M.S. Feringa en A.J. Geelhoed, 1982 Aanwijzingen voor de gebruiker : Verwijzing naar archiefstukken uit dit archief geschiedt door (volledig): Brabants Historisch Informatie Centrum, toegangsnummer 327 J.E.A. van de Poel, 1898 - 1971 , inv.nr. ... (verkort): BHIC, 327 Van de Poel , inv.nr. ... Het archief : Archief en inventarisatie In 1965 werd een deel van het archief van Van de Poel door de direkteur van het Dagblad De Stem, dr W.A.J.N. Harkx, overgedragen aan het Rijksarchief in Noord-Brabant. Een ander deel dat voornamelijk handelde over de bemoeiingen van Van de Poel met de infrastruktuur van Noord-Brabant en aangrenzende gebieden, bevond zich in de archiefbewaarplaats van de Provinciale Planologische dienst van de provincie Noord-Brabant. Door de direkteur van deze dienst, ir. J.P.J. Margry, werden deze bescheiden in 1970 overgedragen aan het Rijksarchief. Bij de inventarisatie bleek het archief van vóór 1943 geheel ongeordend. Na deze tijd waren de stukken, handelend over de perszuivering, in mappen geplaatst. Die mappen waren van een nummer voorzien. Daarnaast had Van de Poel een aantal dossiers aangelegd over de perszuivering ten aanzien van zijn eigen persoon en anderen. De dossiers welke betrekking hebben op de perszuivering ten aanzien van de kranten uitgegeven door het Neerlandiaconcern zijn ongewijzigd in de inventaris opgenomen. Het gedeelte van het archief handelend over de infrastrukturele problemen bleek reeds summier geordend te zijn. Vanwege zijn grote interesse is deze problematiek verzamelde Van de Poel grote hoeveelheden aan kranteknipsels, artikelen in weekbladen, stencils, wetenschappelijke artikelen, etc. Stukken van partikuliere aard werden gescheiden van de overige archiefstukken en ondergebracht in de rubriek: Partikulier leven. De perszuivering na de oorlog trof ook de Neerlandia pers. Deze had in Limburg een slechte naam gekregen door het optreden van H. van den Broeck, hoofdredakteur van De Limburger Koerier, die zich gedurende de oorlog had ingezet voor de verbreiding van de nazi-ideologie. Hoewel een spoedige behandeling van de Neerlandia pers door de regeringsautoriteiten was toegezegd zou het toch tot 1948 duren voordat Neerlandia gezuiverd werd. Van de Poel werd in eerste instantie, voornamelijk vanwege zijn deelname aan het bestuur van de Raad van Voorlichting van de Nederlandse Pers, een publikatieverbod opgelegd voor de duur van vijf jaren. In 1948 werd hij echter door de Raad van Beroep voor de Perszuivering vrijgesproken. Van de Poel bleef tot aan zijn pensionering bij het Neerlandiaconcern werkzaam. Hij was adviseur van de direktie voor redaktionele aangelegenheden. Daarnaast was hij van 1954 tot 1961 waarnemend hoofdredakteur van De Nieuwe Limburger, de opvolger van het blad De Limburger Koerier. Tevens was Van de Poel in de jaren 1948, 1949 adviseur van de redakties van de weekbladen De Linie, en haar zusterblad in België: De Vlaamse Linie. Van 1949 tot 1954 was hij korrespondent voor Brussel van het dagblad De Telegraaf. Historisch overzicht : Jozef Eugenius Albert van de Poel werd op 29 mei 1898 te Diest in België geboren. Na zijn gymnasiumopleiding aan het aartsbisschoppelijk kollege te Diest, studeerde Albert van de Poel korte tijd rechten aan de universiteit van Gent. Deze "verfranste" universiteit was in 1916 door aktieve Vlamingen met behulp van de Duitse bezetter weer nederlandstalig gemaakt. Als gevolg van zijn studie in deze periode aan de universiteit en zijn Vlaamse aktivistische denkbeelden werd Van de Poel na afloop van de eerste wereldoorlog enkele maanden geïnterneerd. In mei 1919 kwam hij vrij en in november van dat jaar week hij uit naar Nederland. Hij vestigde zich te Amsterdam en trad als redakteur in dienst van het dagblad De Tijd. Daarnaast zette hij zijn studie voort aan de universiteit van Amsterdam. In 1923 trad hij in het huwelijk met L.M.J. Taggenbrock, dochter van een textielfabrikant te Amsterdam. In 1924 werd Van de Poel benoemd tot hoofdredakteur van De Overijsselsche Courant. Als hoofdredakteur voerde Van de Poel een felle oppositie die gericht was tegen het in 1925 tot stand gekomen traktaat met België. Met name de aanleg van een kanaal van Antwerpen naar Moerdijk was voor Van de Poel een doorn in het oog. Zijn scherpe stellingname bracht Van de Poel in kontakt met andere tegenstanders van dit traktaat zoals prof. dr C. Gerretson en mr A.J. van Vessem. Het verdrag werd in 1927 verworpen door de Eerste Kamer der Staten Generaal, wat het aftreden van de minister van Buitenlandse Zaken, Van Karnebeek, tot gevolg had. Eind 1931 interpelleerde de leider van de CHU-fraktie in de Kamer, prof. dr De Savornin Lohman, naar aanleiding van in de pers circulerende geruchten over de onderhandelingen van de minister van Buitenlandse Zaken, mr F. Beelaerts van Blokland, met België. Publikatie van stukken over geheime onderhandelingen tussen België en Nederland in de krant van Van de Poel, leidde in maart 1932 tot nieuwe vragen van de zijde van De Savornin Lohman. Inv. nr. 348. De onderhandelingen kwamen echter, mede door de ekonomische situatie, in een impasse die pas ná de tweede wereldoorlog doorbroken zou worden. Naast zijn funktie als hoofdredakteur werd Van de Poel in 1933 belast met de koördinatie van de redaktie van het buitenlandse nieuws. Vanwege zijn Vlaams aktivisme stond Van de Poel in de dertiger jaren kritisch ten opzichte van Frankrijk. Zo zag hij in de Volkerenbond een instrument voor het Franse machtsstreven. In 1934 bepleitte Van de Poel het sluiten van een niet-aanvalsverdrag tussen Nederland en Duitsland. Inv. nr. 216. Na het uitbreken van de tweede wereldoorlog toonde Van de Poel zich een voorstander van de handhaving van de strikte neutraliteit van Nederland. Na de inval van de Duitsers in mei 1940 in ons land en de kort daarop volgende kapitulatie nam Van de Poel op voordracht van H.J. Sperling, direkteur van het Duitse Verkeersburo in Nederland, zitting in het bestuur van de Raad van Voorlichting voor de Nederlandse Pers. Doel van deze Raad was de gelijkschakeling van de Nederlandse Pers in pro-Duitse zin. De werkzaamheden van deze raad moesten uiteindelijk leiden naar een "Nederlandse Perskamer" die de gehele Nederlandse Pers zou moeten omvatten. Inv. nrs. 214 en 215. Zijn werkzaamheden als hoofdredakteur wist Van de Poel te kombineren met de studie rechten aan de pas opgerichte universiteit van Nijmegen. Hij behaalde in 1926 het doktoraal eksamen in de rechtsgeleerdheid (vrije studierichting) en promoveerde in 1928 bij prof. dr J.H.E.J. Hoogveld op het proefschrift Nationaliteit en Staat, waarin hij het goed recht der nationaliteiten aantoonde, in het bijzonder toegepast op de Vlaamse beweging. Na zijn promotie trad Van de Poel in dienst van de NV Uitgeversmij Neerlandia te Utrecht. Na een korte inwerkperiode, waarin hij werkzaam was bij de Utrechtsche Courant en de Limburger Koerier werd hij in november 1929 benoemd tot hoofdredakteur van het derde dagblad dat deel uitmaakte van het Neerlandia concern, nl. het te Breda gevestigde Dagblad voor Noord-Brabant en Zeeland. Toen in 1931 geruchten in de pers circuleerden over de heropening van de onderhandelingen tussen België en Nederland, betreffende de aanleg van het kanaal Antwerpen-Moerdijk, stelde Van de Poel zich aan het hoofd van de Brabantse tegenstanders van de aanleg van een dergelijk kanaal. Hij werkte in deze periode nauw samen met bestuur van de politieke splintergroepering "Nationale Unie", dat eveneens gekant was tegen een overeenkomst met België. In de jaren na 1950 koncentreerde Van de Poel zich vooral op de problemen ten aanzien van de ontwikkeling van de infrastruktuur in Noord-Brabant en het aangrenzende Belgische gebied. Van de Poel beschikte over vele kontakten in België. In Noord-Brabant was de bereidheid tot samenwerking met België met betrekking tot de infrastrukturele problemen in grote mate aanwezig. In 1951 waren de besprekingen tussen Nederland en België over een verbinding tussen de Rijn en de Schelde weer op gang gekomen. Zij resulteerden in 1954 in het rapport Van Cauwelaert-Van Steenberghe. Dit rapport greep in vele opzichten terug op de oude Belgische wens: een kanaal rechtstreeks van Antwerpen naar Moerdijk. In België rezen echter bezwaren tegen het ontwerpverdrag, daar dit geen rekening hield met de moderne ontwikkelingen in de binnenscheepvaart, zoals de duwvaart. Zo geraakten de besprekingen weer vrij spoedig in een impasse. Deze werd echter doorbroken, doordat er op het niveau van Provinciale Staten overleg op gang gekomen was tussen de provincies Noord-Brabant en Zeeland. Daar vele problemen niet zonder de medewerking van Belgische zijde konden worden opgelost, werd aan beide zijden de bemiddeling van Van de Poel op prijs gesteld. Deze samenwerking resulteerde in het zgn Kreekrakplan dat in vele opzichten vooruitliep op het later tot stand gekomen Schelde-Rijn-akkoord. Grote promotor van dit plan was de Kommissaris van de Koningin in Noord-Brabant, prof. dr J.E. de Quay. Toen deze in 1959 werd benoemd tot Minister-President kwam het overleg tussen België en Nederland over een Schelde-Rijn verbinding in een beter vaarwater. Dit resulteerde in het Schelde-Rijn akkoord van 13 mei 1963. Aan het tot stand komen van dit akkoord heeft Van de Poel veel bijgedragen. Dr J.E.A. van de Poel overleed op 2 oktober 1971 te Breda.
- Archieven BHIC
- Archief
- 327
- Families en Personen
Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer