Getuigen Verhalen, Reis van de Razzia, interview met Jan Beuzenberg
Op de avond van 9 november 1944 werd er een cordon rond Rotterdam en Schiedam gelegd door het Duitse leger. Alle belangrijke bruggen en strategische punten waren afgezet, trams reden niet meer en het telefoonverkeer was geblokkeerd. Op de twee daarop volgende dagen werden ruim 52.000 Rotterdammers en Schiedammers tussen de zeventien en veertig jaar oud opgepakt en afgevoerd richting Duitsland om daar dwangarbeid te verrichten in veelal beroerde omstandigheden. De Razzia van Rotterdam is een van de grootste klopjachten die het Duits Nationaalsocialistische regime heeft gehouden. Het verzetsblad Vrij Nederland reageerde dan ook geschokt, het schreef op 14 december 1944: ‘Vijftigduizend Nederlandse mannen laten zich als schapen wegvoeren en evenzoveel vrouwen zien toe hoe hun mannen en zoons weerloos naar Hitlers slachtbank worden geleid’. Het project Reis van de Razzia is gebaseerd op gefilmde getuigenissen van mannen die de razzia en de daaropvolgende reis hebben meegemaakt, om een hiaat in de geschiedschrijving te vullen en om inzicht te geven in de gebeurtenissen aan de hand van het thema "Handelingsruimte van een individu in een samenleving onder druk". Jan Beuzenberg Op de ochtend van de razzia verscheen de bakkersknecht van Jans vader niet op zijn werk. Later werd duidelijk wat er aan de hand was: de razzia vond plaats. Jan werd met de buren naar een spoorwegemplacement gebracht waar de groep in veewagons werd geladen. Na vijf dagen kwamen ze in Duitsland bij een 'Lager' (kamp) met daarin ook Polen. De volgende ochtend waren alle bewakers weg. Niemand wist iets. Bij het station van Münster kreeg de groep soep te eten. Een opzichter zocht een aantal mensen uit voor werk in een lager ten zuiden van Münster. Hier heeft Jan de rest van de tijd doorgebracht, aanvankelijk redelijk gevoed en met rantsoenkaarten. Er was nauwelijks bewaking, maar ontsnappen was voor de 17-jarige Jan geen optie. Hij werkte aan het onderhoud van de spoorbaan. Later werd het werk lastig en levensgevaarlijk door groepjes aanvallende Engelse jachtvliegtuigen. Ze werden bijna dagelijks beschoten. Verder speelde de verveling erg op, er was 's avonds niets te doen en Jan werd moedeloos en stompte af. Hij ging daarom met een vriend schooien bij de boeren voor eten. Dat leidde tot een arrestatie door de politie die compassie toonde en het stel naar het kamp terugbracht. Als er gevaar dreigde door aanvallen van de geallieerden, mocht Jan schuilen bij de plaatselijke seinwacher. Meestal was er niets aan de hand maar op een zekere dag ging de seinwachter poolshoogte nemen en hij stuitte op wat Amerikaanse stoottroepen bleken te zijn. Jan was sprakeloos en wist niet wat te doen. Na direct contact met de Amerikanen werd Jan optimistischer en kreeg weer hoop. Thuisgekomen constateerde hij dat hij ouder was geworden, dat hij het toch goed gedaan had en daar sterker door was geworden. Hij heeft er veel aan gehad en het heeft daardoor zijn diensttijd makkelijker gemaakt. Hij heeft in Rotterdam niet over de razzia kunnen praten. Niemand wilde de verhalen horen, ook niet over zijn diensttijd in Indonesië. De reactie van buitenstaanders was vaak: “Dan had je niet moeten gaan”.
- Jager, MA E. J. de (Stichting Reis van de Razzia)
- interview
- Tweede Wereldoorlog
- Deportatie
- Sociology
- Psychology
- Modern and contemporary history
- Oral History
- Dwangarbeid
- Razzia
- Onderduiken
Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer