(0308-01) Haagse Jeugdherberg Stichting
Periode 1932-1941: Financieringsinstellingen: In 1933 werd de Naamlooze Vennootschap voor het Oprichten van nieuwe jeugdherbergen, die zich met de financiering bezighield, in het leven geroepen. Tijdens de bezetting werd de N.V. definitief opgeheven. Voor het herstel en de opbouw na de oorlog werd in ca. 1946 binnen het kader van de Nederlandse Jeugdherberg Centrale de Stichting Opbouwfonds Jeugdherbergen in Nederland opgericht. De gelden werden o.m. door een toeslag op de overnachtingsprijzen verkregen. Het fonds, dat thans nog bestaat, heeft later steun verleend bij de oprichting of uitbreiding van jeugdherbergen. De eerste voorzitter was F. Robertson, die van 1946 tot 1966 lid was van de Raad van toezicht en advies van de Haagse Jeugdherberg Stichting. Nederlandse Jeugdherberg Centrale: - Bolman, J.; Meilink L. en Warffemius, M.G., Een kwart eeuw jeugdherbergen 1929-1954. Gedenkboek, uitgegeven door de Nederlandse Jeugdherberg Centrale bij het 25-jarig bestaan onder redactie van --. Amsterdam, z.j. - Röling, H.Q., Idealisme en toerisme. 50 jaar jeugdherbergen 1929-1979. Uitgave van de N.J.H.C. Amsterdam [1980]. - Bookelmann, W.W., 50 jaar dienstbaar aan de jeugd. Uitgave van de N.J.H.C., [1979]. Districtcommissies: Een schakel tussen het bestuur en de jeugdherbergen waren de in 1932 ingestelde Wester-, Zuider-, Noorder- en Ooster-districtscommissie, waarin bestuursleden en gebruikers van jeugdherbergen zitting hadden. Zij hielden toezicht en brachten bezoeken aan de jeugdherbergen. Verder maakten zij afspraken over tarieven voor overnachtingen en verstrekkingen, en de samenstelling van de maaltijden. Er werd één keer per jaar een besturenconferentie gehouden. Na de oorlog kregen zij een adviserende taak. In de jaren zestig nam hun activiteit af en werden zij opgeheven. Haagse Jeugdherberg Stichting: - Bakker, Sjoerd en Schröder, Leo, Trekkers in Den Haag. Uitgegeven door de Haagse Jeugdherberg Stichting ter gelegenheid van haar 25-jarig bestaan op 21 oktober 1957. z.p., [1957]. - Zeevenhoven, E.S., Nieuwe vleugel jeugdherberg en conferentiecentrum "Ockenburgh". Bouwen met staal. [februari 1975], blz. 8-12. Algemeen: De oprichting van de jeugdherbergen was het werk van enthousiaste jonge mensen. Van de meer ervaren personen, die wildgroei vreesden kwam de wens naar voren de organisaties van de herbergen in banen te leiden, te coördineren en tot een juiste verdeling van het jeugdherberg net over te gaan. Door bemiddeling van de Algemene Nederlandsche Kampeer Vereeniging en het Nederlandsche Jeugdleiders Instituut werd met de jongeren op 5 april 1929 de Stichting Nederlandsche Jeugdherberg Centrale opgericht. Hieraan hebben o.m. meegewerkt: dr. C.P. Gunning, rector van het Amsterdams Lyceum, en H.L.J.F. Deelen, resp. voorzitter en secretaris van het Nederlandsche Jeugdleiders Instituut, prof. dr. G.A. van Poelje, die de statuten concipiëerde, Chris Blom, redacteur van de Jonge Gids, Carl Denig, o.m. redactielid van "De Kampeerder", C. Sipkes, voorzitter van de Algemene Nederlandsche Kampeer Vereeniging en zijdelings Koos Vorrink. Op de achtergrond werd de oprichting door Richard Schirrmann gesteund. De stichting werd geleid door een bestuur en een raad van toezicht en advies (Rutena). Voorzitter van het bestuur werd dr. Gunning tot 1936 en daarna tot de oorlog prof. Van Poelje, die van 1929 tot 1936 voorzitter van de raad van toezicht en advies was geweest. H. Deelen werd secretaris. Hij bleef aan tot 1936, waarna hij werd opgevolgd door Leo Meilink. J. Bolman werd benoemd tot directeur van het bureau.(1) Men stelde zich tot doel om door oprichting van jeugdherbergen aan rondtrekkende jongens en meisjes van alle gezindten, met name aan middelbare scholieren, tegen een geringe vergoeding een eenvoudig onderkomen te verschaffen en de gemeenschapszin onder hen te bevorderen in een huiselijke sfeer met volksdansen, muziek, sport en spel. In navolging van Duitsland werden de herbergen geleid door een echtpaar, de jeugdherbergouders, al of niet vergezeld van een of meer assistenten. Vaak verleenden ook kinderen van de ouders of bestuursleden hulp. Na de oorlog streefde men ook opvoedkundige doeleinden na. Het contact naar buiten verschoof in de jaren na de oorlog van particuliere verenigingen naar de subsidie verlenende overheid. Dit bracht met zich mede, dat de opzet steeds zakelijker werd. De salarissen van de herbergouders werden ingeschaald, er kwam een pensioenregeling en in de jaren zeventig werden de ouders vervangen door een directeur, waartoe de Haagse Jeugdherberg Stichting in 1973 de eerste stoot gaf. De mentaliteitsverandering van de jeugd, die op een geheel andere wijze geleid wilde worden en nieuwe opvattingen over de maatschappij hadden, leidde in de jaren 1960-1970 tot wijziging van de organisatie en de huisregels. Aan de oprichting van de Centrale werd van rooms-katholieke zijde niet deelgenomen. Na 1945 werd de Katholieke Vacantieverblijven en Jeugdherbergen Centrale opgericht. In 1971 fuseerden beide instellingen. Naast de individuele trekkers werden de jeugdherbergen bezocht door groepen scholieren, o.m. voor schoolvakantiereizen of werkweken, jeugdverenigingen en vooral na 1945 de weekendtrekkers, organisaties met een cultureel doel voor ouderen, de zogenaamde ongrijpbare jeugd en in sommige gevallen de jeugd uit de naaste omgeving. Ook werden er werkkampen georganiseerd. Het aantal jeugdherbergen groeide tot 70 in 1935, doch nam tot 1940 af tot 63. In het jaar 1945 begonnen er negen jeugdherbergen. Het aantal groeide tot 52 in 1953 en 60 in 1972. Daarna liep het weer terug. De Centrale gaf uniforme trekkerskaarten uit, stelde tarieven vast en hield toezicht op de naleving van de huisregels. Er werden op de inschrijving drie soorten trekkerskaarten uitgegeven: één voor jeugdigen van 14 tot 21, vanaf 1952 tot 19 jaar (Jitten = jeugdige individuele trekkers), een voor personen van 21, resp. 19 jaar en ouder (Itten = individuele trekkers) en een voor leiders van groepen. Voor het openbare onderwijs in 's-Gravenhage was de gemeente ingeschreven.(2)De Centrale was voor de oorlog een overkoepelend orgaan. De jeugdherbergen waren zelfstandig met een eigen bestuur en eigen financiële verantwoordelijkheid. Na de oorlog nam hij een centralistische positie in. De financiële verantwoordelijkheid, het vaststellen van de tarieven voor de overnachtigingen en de verstrekkingen en de samenstelling van de maaltijden, het opstellen van salarisschema's e.d. kwam nu in handen van de Centrale. De instellingen konden vrijwillig toetreden. Zij verloren echter daarbij hun zelfstandigheid. De plaatselijke besturen werden adviesorganen voor het hoofdbestuur en verzorgden de contacten tussen het bedrijf en de plaatselijke omgeving. Een aantal jeugdherbergen, waaronder de Haagse Jeugdherberg Stichting, sloot zich niet aan. Zij vormden zelfstandige instellingen. De Centrale gaf gidsen met informatie uit. Vanaf 1931 deed hij daarnaast het tijdschrift "De Trekker" verschijnen, dat vanaf 1965 "Toer" heette en dat aan alle ingeschrevenen werd toegestuurd. Voorts werd een intern orgaan, "De Jeugdherberg", uitgegeven, dat tot 1941 alleen naar besturen werd gezonden en in 1947 opnieuw verscheen voor alle medewerkers. Voor de oorlog bestond er nog het Ouderblad. Zelfstandige stichtingen: De zelfstandige stichtingen waren de stichtingen, die zich na 1945 niet aansloten bij de Nederlandse Jeugdherberg Centrale. Zij waren acht in getal, t.w. de jeugdherbergen in Appelscha, Broek in Waterland, Delfzijl, Grouw, Den Haag/Loosduinen, Oenkerk, Rotterdam en Scheemda. In 1957 werd door de Nederlandse Jeugdherberg Centrale een commissie ingesteld, die als advies uitbracht, dat het contact met de Centrale versterkt moest worden. In hetzelfde jaar werd er een reglement gemaakt. Dit schreef voor, dat minstens een keer per jaar een bijeenkomst van de zelfstandige stichtingen met vertegenwoordigers van het hoofdbestuur moest plaatsvinden. De zelfstandige stichtingen kregen nu een vertegenwoordiging in de Raad van toezicht en advies. Periode 1929-1930: Op 26 juni 1928 wendde de Algemeene Jeugdcommissie van de Nederlandsche Reisvereeniging zich tot het gemeentebestuur met het verzoek om in het gebouw van de openbare lagere school aan het Marcelisplein (Badhuiskade 27) in Scheveningen enige lokalen voor een jeugdherberg ter beschikking te stellen.(3) De Nederlandsche Reisvereeniging zou een krediet geven van f 3000. De gemeente, die de lokalen alleen tegen een behoorlijke vergoeding wilde afstaan, gaf op 11 juni 1929 toestemming om het schoolgebouw vanaf 1 augustus 1929 tegen een huursom van f 200 per maand te betrekken. Het gebouw dat niet meer voor onderwijs gebruikt werd, diende in die tijd als opslag plaats van materieel van het gemeentelijk volkszeebad en was dus in de zomermaanden ter beschikking. De Jeugdcommissie legde zich na een aanvankelijk protest bij de huursom neer en betrok de lokalen, doch bood later aan het gebouw te kopen. Toen de gemeente dit afwees, werden opnieuw pogingen gedaan om de huur te verminderen, waarop de raad besloot het gebouw voor f 50 per maand van 1 augustus 1929 tot 31 augustus 1930 te verhuren.(4) Daarna werd de overeenkomst nog verlengd tot 15 oktober 1930.(5) De aanvrage werd gedaan door prof. G.A. van Poelje, toentertijd chef van de afdeling Onderwijs van de Gemeentesecretarie van 's Gravenhage, als voorzitter en Mr. A. van der Flier als secretaris. Op de achtergrond heeft ook de onderwijzer H.J. van Ditmars, die o.m. tochten naar Oostenrijkse jeugdherbergen had geleid en in de beginjaren van de Haagse Jeugdherberg Stichting in de herbergleiding zat, meegewerkt.De opening van de jeugdherberg "De Zeemeeuw" vond op 1 augustus 1929 plaats. Hij was alleen toegankelijk voor jongens. De overnachtingsprijs bedroeg f 0,50. Als eerste herbergmoeder fungeerde mejuffrouw A.M. Verschoor.(6) Na afloop van de huurtermijn verdween deze eerste jeugdherberg. De school werd ter beschikking gesteld van de Openbare Leeszaal en Bibliotheek. De meubels en de inventaris werden in het paviljoen van de school aan de Haagsestraat opgeslagen. Internatonale contacten: Een jaar na de oprichting (1930) werd met Duitsland de overeenkomst gesloten, dat de trekkerskaarten over en weer in elkaars landen geldig zouden zijn. Het eerste internationale overleg vond in 1932 in Amsterdam plaats, wat leidde tot de oprichting van de Internationale Arbeidsgemeenschap van Jeugdherbergen. Er werden vrijwel gelijkluidende huisregels en uniforme trekkerskaarten ingesteld. In 1946 veranderde de naam in International Youth Hostel Federation. Er vonden regelmatig bijeenkomsten van vertegenwoordigers uit de landen plaats. De Federation gaf een jaarrapport uit. Periode 1945-1973 (1974): Na afloop van de oorlog kwam het oude bestuur op 1 juli 1945 voor het eerst weer bij elkaar. Op 25 oktober 1945 werd een nieuw bestuur gevormd. De opheffing van de jeugdherberg op 1 april 1942 werd bij besluit van de Raad van Rechtsherstel in 1946 ongedaan verklaard. De raad van toezicht en advies werd op 31 oktober 1946 opnieuw geïnstalleerd, waarbij tot vertegenwoordiger van de gemeente `s Gravenhage F. Bekink, tot voorzitter prof. van Poelje en tot derde lid F. Robertson werden benoemd.(25) Alle drie personen hebben tot in de jaren zestig zitting gehad. De jeugdherberg "De Zeemeeuw" werd in ontredderde toestand aangetroffen en had inmiddels een andere bestemming gekregen, zodat naar een ander gebouw moest worden omgezien. Nadat een korte tijd het buiten "Overvoorde" als nieuw onderdak was overwogen, stelde de gemeente met ingang van 1 januari 1947 tegen een huur van f 3.000 per jaar het herenhuis "Ockenburgh" in Loosduinen ter beschikking.(26) Al op 6 juli 1946 had de stichting de hoenderenloods tot tijdelijke jeugdherberg ingericht (het zogenaamde "kippenhok"). Het huis zelf was geheel onbewoonbaar. Het had in de oorlogsjaren als basis voor de V 1 en V 2 raketten dienst gedaan. De herberg werd bij toerbeurt door bestuursleden geleid, totdat op 1 mei 1947 de nieuwe ouders H.A. Bruijn en W.J. Bruijn Jansson hun intrede deden. Op 24 mei 1947 kon reeds een deel van het herenhuis geopend worden, waarna op 23 januari 1948 de eerste steenlegging voor een aanbouw volgde en op 15 juni 1949 de geheel gerestaureerde jeugdherberg "Ockenburgh" geopend kon worden.(27) Met veel elan werden acties ondernomen om voor de opbouw gelden bijeen te krijgen. Particulieren en instellingen werden benaderd, er werd een prijsvraag uitgeschreven en er werd een prikkaarten en bouwsteenactie onder de schooljeugd ondernomen. De Haagsche Vereeniging voor Jeugdherbergen en de Nederlandse Jeugdherberg Centrale verleenden financiële steun en de gemeente 's-Gravenhage gaf in totaal f 13.000 aan subsidie. Het aantal overnachtingen steeg van ca. 730 in 1946 en 11.300 in 1948 tot 28.000-30.000 in 1955-1962. De jeugdherberg voldeed niet meer aan de behoefte en een aan de tijd aangepaste inrichting werd noodzakelijk. In 1962 werd voor het eerst een plan geopperd om er een vleugel aan toe te voegen. Er kwam daarna een bouwproject tot stand, dat in 1966-1974 in drie fasen werd voltooid. De herberg werd van binnen gemoderniseerd en de vleugel werd aangebouwd door het architectenbureau F. van Klingeren in Amsterdam. De gelden van het Noordwijkse jeugdhuis, aangegroeid tot f 25.000 die door de gemeente waren belegd, werden hiervoor beschikbaar gesteld. Voor de nieuwbouw verleende de gemeente 's Gravenhage een krediet van f 4.000.000. De opening van de nieuwbouw vond in 1974 plaats.(28) In verband met de nieuwe wet op de stichtingen werden de statuten in 1959 en het huishoudelijk reglement in 1960 gewijzigd. De statuten werden daarbij tevens aangepast aan veranderingen, die in de praktijk waren gegroeid. Na de oorlog waren namelijk verschillende verenigingen, die in het bestuur een vertegenwoordiging hadden, opgeheven of van naam veranderd. Buitendien waren de contacten naar buiten veel meer verschoven van particuliere instellingen naar de gemeente. Relaties waren tot stand gekomen met de Haagse Jeugdactie, de Stichting Haagse Jeugdverblijven en de gemeentelijke commissie Loosduinen, waarvan reeds vanaf 1952 een vertegenwoordiger in het bestuur zitting had. Het contact met de Haagsche Vereeniging voor Jeugdherbergen, die de laatste jaren een slapend bestaan leidde, werd beëindigd. In overeenstemming hiermee bepaalden de nieuwe statuten, dat de aanwijzing van bestuursleden voortaan door de commissie Loosduinen (twee leden), de Nederlandse Jeugdherberg Centrale, de Haagse afdeling van de Nederlandse Reisvereniging en de Haagse Jeugdactie (ieder één lid) zou geschieden. De naam van de raad van toezicht en advies, waarvan bij reglementswijziging in 1955 het aantal leden was uitgebreid tot vijf, werd veranderd in de raad van bijstand en advies. Met uitzondering van de vertegenwoordiger van de gemeente 's Gravenhage werden de leden van deze raad nu aangewezen door het bestuur.(29) Ockenburgh werd door de gemeente 's Gravenhage aan de stichting verhuurd. Per 1 januari 1966 bracht de gemeente het beheer en het huurbeleid onder bij de Stichting Haagse Jeugdverblijven, waarmee reeds jaren een goed contact bestond. De herbergouders Bruijn werden in 1948 opgevolgd door het echtpaar Sj. Bakker en M. Bakker Kroonen, dat tot 1973 de jeugdherberg heeft geleid.(30) Zij werden bijgestaan door assistenten. Veelal werd door een van hun kinderen de assistentenfunctie vervuld. Ook bestuursleden wel in de vakantieperioden. Na 1960 werd de behoefte aan veranderingen in de bezetting en het beleid steeds dringender. Ook de stichting werd geconfronteerd met de ontwikkelingen, waarvoor de Nederlandse Jeugdherberg Centrale kwam te staan. Het groeiend aantal overnachtingen en de nieuwbouw maakten een reorganisatie, waarbij naar een zakelijker aanpak met behoud van de Jeugdherberggedachte werd gezocht, noodzakelijk.(31) Er werden huishoudkundigen aangesteld en in 1972 werd een zakelijk leider benoemd. De opvolger van het echtpaar Bakker, R.B.J. Stijntjes, werd in 1973 tot directeur benoemd. Verder ging de jeugdherberg ook steeds meer als conferentiecentrum fungeren. Ten opzichte van de Nederlandse Jeugdherberg Centrale stond de Haagse Jeugdherberg Stichting na 1945 als een zelfstandige stichting met eigen financiële verantwoordelijkheid. Wel werd in 1947 een overeenkomst gesloten, waarbij werd vastgelegd, dat de stichting de jeugdherberg ten laste en ten gunste van de Centrale aan de hand van een door haar goedgekeurde begroting zou gaan exploiteren en 5% van de inkomsten uit overnachtingen, maaltijden en dranken aan de Centrale moest afstaan. De salarissen, tarieven voor overnachtingen en verstrekkingen, huisregels en de maaltijden werden op die van de Centrale afgestemd. De werkgemeenschap voor jeugdherbergen: Uit het enthousiasme om na de oorlog het jeugdherbergwerk weer op te bouwen ontstond in december 1945 het initiatief tot de oprichting van de Werkgemeenschap voor Jeugdherbergen. De centrale leiding bestond uit vertegenwoordigers van de Nederlandse Jeugdherberg Centrale, jeugdbewegingen en de overheid. Tot doel werd gesteld het activeren van het jeugdherbergleven door het uitgeven van publikaties, het organiseren van trekkersdagen, tochten, weekends enz. en het betrekken van trekkers, die medeverantwoordelijk wilden zijn bij de opbouw. De activiteiten namen echter spoedig af. Met ingang van 1 januari 1954 werd de Werkgemeenschap opgeheven. Contactcommissies van herbergouders: Naar aanleiding van botsingen met het algemene bestuur werd in de jaren dertig door de herbergouders de Algemene Jeugdherbergouders Contact Commissie opgericht. De herbergouders hadden geen enkele medezeggenschap in bestuurlijke aangelegenheden. Pas in 1937 kwam een begin van een contact met de Nederlandsche Jeugdherberg Centrale tot stand. De commissie organiseerde één keer per jaar een bijeenkomst van herbergouders per district. In 1945 werd de naam gewijzigd in Jeugdherbergouders Contact Commissie en werden de activiteiten uitgebreid. Zij organiseerde voor of najaarsconferenties, werkte aan de vorming van en gaf cursussen voor herbergouders, besprak salarisschema's, tarieven en de samenstelling van de maaltijden. In 1959 vond een reorganisatie plaats, waarna meer inspraak mogelijk was en waarbij de naam gewijzigd werd in Centrale Contact Commissie. De contacten vonden voortaan plaats in regionale gespreksgroepen. In 1969 werd de aanduiding "vader en moeder" vervangen door "jeugdherbergbeheerders". Twee jaar later vond een verschuiving van het toezicht op de dagelijkse gang van zaken van het algemeen bestuur naar de commissie plaats. De beheerders kregen meer de positie van werknemer, waardoor de mogelijkheid tot inspraak werd vergroot. De commissie werd omgezet in de Centrale Contact en Medezeggenschapscommissie. In 1966 werd naast deze commissie de Werkgemeenschap van Jeugdherberg ouders opgericht. Deze stelde zich ten doel: de behartiging van algemene en sociale belangen en het verkrijgen van meer eenheid tussen de jeugdherbergouders onderling. De werkgemeenschap had een eigen blad: "Het Schakeltje". Periode 1941-1945: Op 21 maart 1941 werden het bestuur en de leiding van de Nederlandsche Jeugdherberg Centrale overgenomen door de nationaal socialistische gemachtigde voor het jeugdherbergwezen G.A. van Dieren.(19) Toen deze W. Eikelenboom als gemachtigde voor de Haagse jeugdherberg aanwees, besloot het bestuur om af te treden en namen de herbergouders J. van 't Hoff en C. van 't Hoff-Visser per 1 juni 1941 ontslag.(20) De raad van toezicht en advies nam een afwachtende houding aan.(21) De daadwerkelijke machtsovername vond vervolgens plaats op 26 juni 1941. Van 't Hoff kreeg een aanstelling als opzichter bij de Dienst der Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting van de gemeente 's Gravenhage. Met de dagelijkse leiding werd de heer Kila belast.(22) Op 19 oktober werd een jeugdherbergraad ingesteld.(23) De jeugdherberg heeft daarna slechts een korte tijd bestaan. Op 1 april 1942 werd hij als zelfstandige instelling opgeheven en opgenomen bij de jeugdherbergcentrale in Amsterdam. Daarna bleef hij nog voortbestaan tot het najaar van 1942, ook nadat Scheveningen in september 1942 tot gesloten gebied was verklaard.(24) Een deel van de boedel ging naar het hoofdkantoor in Amsterdam en het overige ging verloren of naar andere plaatsen. Het archief of een gedeelte daarvan ging eveneens naar Amsterdam. Na hun aftreden hielden de bestuursleden tijdens de oorlogsjaren contact met elkaar. Op initiatief van Mr. H. Willemse werd een fonds voor gedupeerde herbergouders opgericht.
- L. Fledderus (1984); C. Glaudemans (1996)
- Archieven Haags Gemeentearchief
- archief
- 0308-01
- Sport en Recreatie
Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer