Utrecht, monument op de Israëlitische begraafplaats
Het monument op de Israëlitische begraafplaats in Utrecht is opgericht ter nagedachtenis aan de meer dan duizend Joodse medeburgers die tijdens de Tweede Wereldoorlog door de bezetter zijn gedeporteerd en omgebracht. In het begin van de bezettingsjaren, toen buitenlandse Joden uit het kustgebied werden verdreven, vormde zich in Utrecht een grote gemeenschap van Joodse vluchtelingen uit Duitsland. Net als de overige Joodse inwoners van Utrecht kregen zij al spoedig te maken met alle beperkende maatregelen, die de bezetter invoerde. In november 1940 werden de Joden uit overheidsdienst ontslagen. De burgemeester van Utrecht werd ontslagen, omdat hij te weinig medewerking verleende bij het uitvoeren van de anti-Joodse maatregelen. In september 1941 werden de Joodse kinderen uit het openbare onderwijs verwijderd, waarop er op alle niveaus speciaal Joods onderwijs georganiseerd werd. Een maand later werd een vertegenwoordiger van de Joodse Raad ingesteld. De deportaties uit Utrecht begonnen in februari 1942. Desondanks bleef de Joodse gemeenschap tot het einde toe actief op cultureel en religieus gebied. De laatste Joden werden ruim een jaar later, in april 1943, naar het kamp Vught afgevoerd. In Utrecht bleven enkele honderden onderduikers achter, dankzij het feit dat er in de stad diverse verzetsgroepen opgericht waren, waaronder het Kindercomité (een Utrechtse verzetsgroep, bestaande uit vooral studenten, die zich bezighield met het laten onderduiken van enkele honderden Joodse kinderen uit Amsterdam). Onthulling Het monument is onthuld op 6 juni 1948 door de Utrechtse opperrabbijn J. Tal.
- Oorlogsmonumenten
- monument
- 1699
- Vervolgden Nederland
- Gedenksteen
Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer