Apeldoorn, '2 Oktober Monument'
Het '2 Oktober Monument' herinnert de inwoners van Apeldoorn aan de acht jongemannen die hier op 2 oktober 1944 zonder vorm van proces door de bezetter zijn gefusilleerd. Sinds de plaatsing van de plaquette herinnert het gedenkteken echter ook aan mevrouw J.C. Bitter -van der Noordaa die in kamp Ravensbrück om het leven werd gebracht. De namen van de oorspronkelijke acht slachtoffers luiden: W.J. Aalders, J.J. Barendsen, R. van Gerrevink, W. Karreman, J. Schut, D.H. Wijma en de geallieerde vliegers K.H. Ingram en R.W. Zercher. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was mevrouw Narda van Terwisga leidster van de Apeldoornse verzetsgroep 'Vrije groep Narda'. Een van de leden was de Amsterdammer Willem L'Ecluse. Van de diverse opdrachten die hij heeft uitgevoerd hield hij nauwkeurig de informatie bij. Zonder dat de anderen dit wisten, noteerde hij hun namen en adressen. Toen hij door een aantal verzetsmensen in het gezelschap van de bezetter werd gezien, werd L'Ecluse niet meer vertrouwd. Hij kreeg alleen nog maar onbelangrijke opdrachten. In de wetenschap dat hij door zijn medestrijders was gesnapt, heeft L'Ecluse zijn aantekeningen over de groep Narda aan de Sicherheitsdienst (SD) overgedragen. Zijn beloning was hfl. 200,-. Op een zaterdagmorgen gaf L’Ecluse een briefje aan de moeder van Narda met de tekst: 'Kan je om één uur thuis zijn, ik kom dan even langs.' Niet L'Ecluse, maar de Sicherheitsdienst kwam langs. Die middag bleven SD'ers in burger in Narda's huis wachten op wie er verder in de val zou lopen. De eerste was Jan Schut, die informatie over een wapentransport bij zich had. Daarna kwam het zoontje van Reinier van Gerrevink een illegaal krantje brengen. De volgende bezoeker was het zoontje van Barendsen. Narda probeerde hem af te leiden door te zeggen: 'Je komt zeker zeggen dat je niet naar de ULO-school kunt komen.' 'Nee' zei de jongen: 'Ik kom vragen of je om vijf uur bij Overste Barendsen kan komen op Marialust.' Op 30 september 1944 werden een aantal verzetsmensen en twee geallieerde piloten gearresteerd door de SD: Wim Aalders, Jan Barendsen, Reinier van Gerrevink, Wim Karreman, Jan Schut, Hans Wijma, Kenneth Ingram en Robert Zercher. Ook Narda van Terwisga werd gearresteerd evenals mevrouw Bitter-van der Noordaa: in haar huis werden de twee ondergedoken geallieerde vliegers aangetroffen. De gevangenen werden overgebracht naar het hoofdkwartier van de Sicherheitsdienst, in de villa aan de Van Rhemenslaan. Op maandagmorgen, 2 oktober 1944, werden de zes verzetsmannen en de twee geallieerde vliegers in het Apeldoornse Bos gefusilleerd. Hun lichamen werden als afschrikwekkend voorbeeld op verscheidene straathoeken in Apeldoorn gelegd, met om hun nek een bordje met het woord 'terrorist'. Deze brute actie was een duidelijke represaillemaatregel: het was de bezetter in de voorafgaande weken, ondanks herhaalde pogingen, niet gelukt om onder de Apeldoornse bevolking voldoende arbeidskrachten te rekruteren voor het graven van schuttersputten en loopgraven in de IJsselstreek. Wim Aalders werd geboren op 18 februari 1914. Hij werkte tijdens de oorlog bij een accountantskantoor aan de Regentesselaan. Wim Aalders gaf instructie in het gebruik van automatische wapens en was 's avonds en 's nachts vaak op pad voor de verzetsgroep Narda. Waarschijnlijk was hij betrokken bij het opsporen en onderbrengen van geallieerde vliegers, maar hij was uiterst zwijgzaam over zijn verzetswerk. Willem Johannes Aalders is begraven op kerkhof Heidehof. Jan Barendsen werd geboren te Amsterdam op 11 september 1882. Na zijn opleiding aan de Koninklijke Militaire Academie heeft hij als officier tal van belangrijke functies bekleed. Zijn laatste functie was Commandant van de Koloniale Reserve te Nijmegen, die hij tot 1937 bekleedde. Hij ging al in het begin van de bezetting in het verzet. Zo was hij een van de leidende figuren van het Legioen van Oud-Frontstrijders, het LOF, dat in de zomer van 1940 werd opgericht. Een jaar later zou het samensmelten met de Ordedienst. Luitenant-Kolonel b.d. J.J. Barendsen heeft op verzoek van de centrale leiding van de Ordedienst de taak van Gewestelijk Commandant (gewest Veluwe) op zich genomen. In het voorjaar van 1942 is hij met vele anderen opgepakt en als gijzelaar gevangen gezet in Sint- Michielsgestel. Eind 1942 werd Barendsen weer vrijgelaten, waarna hij, zonder enige aarzeling, zijn verzetswerk voortzette. Hij is bijgezet in het familiegraf op de begraafplaats te Beekbergen. Barendsen is ridder in de Militaire Willemsorde 4 e klasse en hem is postuum het Verzetskruis toegekend (zie ook het Verzetsmonument in Beekbergen). Reinier van Gerrevink werd geboren op 4 maart 1907. Reinier verzamelde inlichtingen over Duitse militaire transporten, langs de weg, per spoor of per schip. Hij zag kans informatie te verkrijgen over de aard van de werkzaamheden die de Duitse bezetters op de vliegvelden Teuge en Deelen lieten uitvoeren en ging ook na wat er in Apeldoornse industrieën voor de vijand moest worden gedaan. Hij beschikte over een geheime radiozender waarmee hij zijn informatie aan de Intelligence Service, de Engelse geheime dienst, kon doorgeven. Behalve voor dit inlichtingenwerk heeft Reinier van Gerrevink zich eveneens ingezet bij het opsporen en helpen van geallieerde vliegers die onderdak en verzorging nodig hadden. Ook verzorgde hij vluchtroutes voor de ondergedoken vliegers naar de bevrijde gebieden. Hij is begraven op de begraafplaats aan de Soerenseweg. Wim Karreman werd geboren op 5 augustus 1925. Zoals dat vaak ging, is ook Wim Karreman geleidelijk bij het verzetswerk betrokken geraakt. Eerst bracht hij illegale krantjes rond, maar later hield hij zich bezig met inlichtingenwerk en verzorgde hij een klein wapenarsenaal. Wim Karreman nam ook deel aan sabotagewerk. Hij is bijvoorbeeld betrokken geweest bij het onklaar maken van de spoorbaan in de buurt van Kootwijk, waarschijnlijk tijdens de grote spoorwegstaking van september 1944. Enkele dagen na zijn executie is hij in alle stilte bijgezet in het familiegraf op het kerkhof aan de Soerenseweg. Jan Schut werd geboren op 8 juni 1918. Na zijn diensttijd trad hij toe tot de marechaussee. Vanaf 1941 nam hij deel aan het verzetswerk. Zijn vader woonde op een boerderij aan de Kuipersdijk. Hier vonden tot aan het eind van de oorlog joodse landgenoten een toevlucht. Als wachtmeester van de Marechaussee had hij de beschikking over een motorfiets en verzorgde buiten diensttijd koeriersdiensten tussen Apeldoorn en het westen van het land. Hij heeft ook uiterst riskante wapentransporten verzorgd. Jan Schut is begraven op Heidehof, zijn stoffelijk overschot is later overgebracht naar het Ereveld in Loenen. Hans Wijma werd op 5 februari 1917 in Leeuwarden geboren. Hoe hij in Apeldoorn en bij het verzet terechtkwam, is niet bekend. Hij had elektrotechniek gestudeerd en bouwde in de oorlog een radiozenderontvanger. Deze radio was verborgen in een geheime kast, die ook toegang verschafte tot een schuilplaats om onder te duiken. Hans Wijma is begraven op kerkhof Heidehof. Kenneth Ingram werd geboren in 1923 in Zuid-Engeland. Na zijn opleiding kwam hij bij de RAF, eerst als monteur, later als Flight Engineer (boordwerktuigkundige) op de grote Lancaster bommenwerpers. Hij vloog in totaal 21 maal mee met aanvallen op Duitsland. Op 22 juni 1944 keerde hij, samen met zeven andere bemanningsleden in een Lancaster terug van een succesvolle missie in het Roergebied. Op de terugvlucht werd de Lancaster getroffen door de projectielen van een Duits jachtvliegtuig. Twee bemanningsleden zijn bij het neerstorten van het toestel in het Oenerbroek bij Epe omgekomen. De overigen wisten zich met hun parachutes te redden. Drie leden van de bemanning, waaronder de 1 e piloot, werden krijgsgevangen gemaakt en de drie overigen, onder wie Kenneth Ingram, wisten te ontsnappen. Zij zijn door verzetsmensen in Apeldoorn ondergebracht. Na een aantal andere schuilplaatsen vond Kenneth in september 1944 gastvrij onderdak bij mevrouw Bitter, aan de Jachtlaan, waar hij op 30 september samen met zijn gastvrouw en Robert Zercher door de SD gevangen werd genomen. Kenneth Ingram is begraven op kerkhof Heidehof. Robert Zercher werd geboren in 1907. Hij was buikkoepelschutter aan boord van een Boeing B17 van de US Army Air Force. Op 29 april 1944 keerde de bommenwerper aangeschoten terug van een missie naar Berlijn. Boven de Achterhoek verkeerde het toestel in grote moeilijkheden. Ten zuiden van Ruurlo maakte de piloot een geslaagde noodlanding. De bemanning bleef ongedeerd. Verzetsmensen hielden de negen Amerikanen in de omgeving verborgen. Vijf van hen, waaronder Robert Zercher, kwamen half augustus in Apeldoorn aan. Om veiligheidsredenen moest er nogal eens van onderkomen worden gewisseld. Zo kwam Bob Zercher in september 1944 bij mevrouw Bitter-van der Noordaa terecht. In afwachting van de komende bevrijding heeft hij daar, samen met Kenneth Ingram, tekeningen gemaakt van Engelse en Amerikaanse vlaggen, zodat na de bevrijding daarvan snel een aantal zou kunnen worden geproduceerd. Robert Zercher droeg, evenals Kenneth Ingram, bij zijn arrestatie burgerkleding maar zijn identiteit was bij de SD bekend. Beiden hadden als krijgsgevangene behandeld moeten worden. Ze werden zonder vorm van proces gefusilleerd. Robert Zercher werd begraven op Heidehof; zijn stoffelijk overschot is later overgebracht naar de erebegraafplaats Neuville-Condroz in België. Narda van Terwisga en mevrouw Bitter gingen op transport naar het kamp Ravensbrück, 80 kilometer ten noorden van Berlijn. Van de achterblijvende familieleden wist niemand daar iets van. Ravensbrück was berucht om de zware dwangarbeid, de afschuwelijke leefomstandigheden en de moordpartijen. Bijna 100.000 gevangenen hebben dat kamp niet overleefd. Juliana Bitter was één van hen. Ze was al 65 toen ze aankwam en stierf op 6 januari 1945 door uitputting. Narda van Terwisga en mevrouw Bitter gingen op transport naar het kamp Ravensbrück, 80 kilometer ten noorden van Berlijn. Van de achterblijvende familieleden wist niemand daar iets van. Ravensbrück was berucht om de zware dwangarbeid, de afschuwelijke leefomstandigheden en de moordpartijen. Bijna 100.000 gevangenen hebben dat kamp niet overleefd. Juliana Bitter was één van hen. Ze was al 65 toen ze aankwam en stierf op 6 januari 1945 door uitputting. Narda van Terwisga overleefde het kamp wel. Zij heeft ook doorgegeven wat Juliana Bitter op het laatst van haar leven tegen haar heeft gezegd: Als ik dit hier niet overleef, laat mijn kinderen dan weten dat ik geen spijt heb van wat ik ook voor hun vrijheid heb gedaan. Precies 25 jaar na de executie, op 2 oktober 1969, is op Groot Schuylenburg een monument opgericht. Daarop staan de namen van de acht geëxecuteerden, maar niet de naam van het negende slachtoffer, Juliana Bitter. Een fout vonden sommigen meteen al. Zij was weliswaar niet doodgeschoten, maar haar aandeel in het verzetswerk van de groep Narda had haar wel het leven gekost. In de loop der jaren werden wel opmerkingen over die ontbrekende naam gemaakt, ook bij de jaarlijkse herdenkingen. Maar pas in 2010 is besloten het verzuim goed te maken: op maandag 3 oktober 2011 werd een kleine glazen plaquette onthuld voor Juliana Catharina Bitter-van der Noordaa, naast de witte steen met de acht namen. Narda van Terwisga werd op 25 april 1945 door de geallieerden bevrijd. Onthulling Het monument is onthuld op 2 oktober 1969 door de toenmalige burgemeester van Apeldoorn, de heer A.L. des Tombe. Op maandag 3 oktober 2011 is aan de voet van het bestaande monument een glazen plaquette ter nagedachtenis van mevr J.C. Bitter -van der Noordaa geplaatst en onthuld door een achterkleindochter, Belinda Bitter , en een leerling van de Regenboogschool. Jaarlijks wordt er op of omstreeks 2 oktober een herdenking georganiseerd door Prot. Chr. basisschool de Regenboog.
- G. Post-Greve / Tirza Verrips
- Oorlogsmonumenten
- monument
- 1724
- Verzet Nederland
- Gedenksteen
- Geallieerde militairen
Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer