Haarlem, Corrie ten Boom Huis
Het Corrie ten Boom Huis in Haarlem herinnert aan de schuilplaats die tijdens de Tweede Wereldoorlog in dit pand was gevestigd. In het hartje van de Haarlemse binnenstad, in de Barteljorisstraat (de BéJé), was sinds jaar en dag de horlogerie Ten Boom gevestigd. In 1943 was de zaak eigendom van Casper ten Boom, toen 84 jaar oud. Hij genoot groot aanzien in Haarlem; hij was onder meer voorzitter geweest van de Kamer van Koophandel. Hij had, samen met zijn dochters Elisabeth (Betsie of 'tante Bep') en Corrie ('tante Kees'), vanuit een diepgeworteld christelijk geloof een sterke verbondenheid met het jodendom. Zo wilde Casper ten Boom, op de dag dat alle Haarlemse joden een gele davidster moesten ophalen op het stadhuis, daar ook heen om een ster te halen, met de bedoeling die uit solidariteit met de joden op zijn jas te naaien. Met moeite is hij van dit voornemen afgehouden. Haast vanzelfsprekend was het huis van Ten Boom beschikbaar voor onderduikers. In het huis werd op de tweede verdieping, achter de slaapkamer van Corrie ten Boom, een schuilplaats gebouwd van ongeveer 2 meter 50 lang en 70 centimeter breed. Deze ruimte, de 'Schuilplaats' of de 'Engelenbak' genaamd, kon worden bereikt via een linnenkast. Bij huiszoekingen konden in deze kleine ruimte vijf tot zes personen schuilen. Ook bevond zich in de 'Schuilplaats' een radio waarmee men Radio Oranje, de Nederlandse zender in Londen, kon beluisteren. Het huis bood weinig comfort; er was geen wasmachine, geen centrale verwarming, bad of douche. Er was een koude kraan in de jongenskamer; alle anderen moesten zich wassen met een lampetkan en -kom. Het huishouden werd gedaan door Betsie ten Boom. Een bijzonder probleem vormde de voedselvoorziening. De L.O. (Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers) leverde distributiebonnen, die vaak door overvallen op distributiekantoren waren buitgemaakt. Om de tijd door te komen, hielden de onderduikers zich bezig met allerlei activiteiten, zoals muziek maken en toneelspelen, maar ook met een cursus EHBO of Italiaans. Naast joodse onderduikers waren dat in 1943 vooral jonge mannen. In april 1943 had de bezetter het Nederlandse leger weer in krijgsgevangenschap teruggeroepen. Duitsland had dringend arbeidskrachten nodig voor zijn oorlogsindustrie. De 'Arbeitseinsatz' in de bezette gebieden moest in die behoefte voorzien. Veel jonge mannen, onder wie een groot aantal studenten, doken onder. De eerste onderduiker in huize Ten Boom was een student, Hans Poley, die na de oorlog zijn ervaringen op schrift heeft gesteld. Een bijzondere onderduiker in de BéJé was Meijer Mossel (Eusi), die chazan (voorzanger) was van de joodse gemeente in Amsterdam. Zijn krachtige stemgeluid was tot buiten het huis hoorbaar en vormde een gevaar. Regelmatig moest men hem vragen zijn volume wat te dempen. Na verraad viel de Sicherheitsdienst op 28 februari 1944 samen met Haarlemse politieagenten het pand binnen. Iedereen werd meegenomen naar het nabijgelegen politiebureau in de Smedestraat. Onder de 21 arrestanten bevonden zich Caspar ten Boom en zijn dochters Betsie, Corrie en Nollie. De zes onderduikers in de 'Schuilplaats' werden ondanks intensief speurwerk echter niet gevonden! Zij bleven nog enkele dagen, met alleen wat biscuit als voedsel, in de zeer kleine ruimte. Ze zijn vervolgens door het verzet naar andere onderduikadressen gebracht. Enkelen zijn later alsnog opgepakt, maar drie van hen overleefden de oorlog, onder wie de joodse voorzanger. Casper ten Boom en zijn dochters werden per bus naar het Oranjehotel in Scheveningen overgebracht. Caspar was zeer verzwakt; na acht dagen werd hij uit zijn cel 401 gehaald en overgebracht naar een kliniek in Loosduinen, waar hij overleed. Hij is na de oorlog herbegraven op de Erebegraafplaats Loenen. Betsie en Corrie ten Boom zaten in Scheveningen in aparte cellen. Ze werden door de Gestapo ondervraagd, maar niet mishandeld. Ze namen alle schuld op zich, waardoor de overige gearresteerden vrijuit gingen. Op 6 juni 1944 werden Betsie en Corrie ten Boom overgebracht naar het concentratiekamp Vught. Vandaar werden ze begin september op transport gesteld naar het vrouwenconcentratiekamp Ravensbrück. In december 1944 is Betsie ten Boom daar aan algehele uitputting gestorven. Corrie ten Boom overleefde de ontberingen van het concentratiekamp. Zij werd, waarschijnlijk als gevolg van een administratieve vergissing, vrijgelaten uit Ravensbrück. Zij reisde terug naar Haarlem, waar ze het huis aan de Barteljorisstraat leeg, en nog door de SD verzegeld, aantrof. Daar maakte ze de bevrijding van Haarlem mee. Na de Tweede Wereldoorlog is zij naar de Verenigde Staten geëmigreerd, waar ze bekend werd als evangeliste en schrijfster van talrijke boeken. Haar publicaties werden in diverse talen vertaald; de film The Hiding Place over het leven in de Barteljorisstraat in de oorlog werd een groot succes. Corrie ten Boom overleed in 1983 in de Verenigde Staten. Onthulling Het Corrie ten Boom Huis is heropend op 15 april 1988.
- Oorlogsmonumenten
- monument
- 2500
- Vervolgden Nederland
- Verzet Nederland
- Overig
Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer