Utrecht, 'oorlogsmonument Jan Jongeriusfabriek'
Het 'oorlogsmonument Jan Jongeriusfabriek' in Utrecht is opgericht ter nagedachtenis aan de drie werknemers van de Jan Jongerius N.V. die tijdens de oorlog om het leven kwamen door het mislukken van een illegaal wapentransport en aan de twee werknemers die omkwamen tijdens een bombardement in november 1944 De namen van de slachtoffers luiden: Joh. Altema, Joh. G. v Maurik, Wilh. Vianen, Wilh. M. Aarssee en Joh. Been. Jan Jongerius (1888-1941) was een opmerkelijke Utrechtse ondernemer. Jongerius was afkomstig uit een hoverniersgezin en had een vooruitziende blik want van het vervoer van groente en fruit maakte hij de overstap naar het transport van petroleum en later transport in het algemeen. Jan Jongerius ging verder met de transportsector, in 1924 opende hij het allereerste Texaco-benzine station in Nederland, later volgende bezinestations in het hele land. In 1925 nam hij een autoreparatiebedrijf over. Dit bedrijf groeide snel en vanaf 1935 was hij de grootste Ford-dealer van Nederland. Zijn bijnaam werd Jan Ford. Aan het Merwedekanaal kwam het hoofdkantoor van een groot bedrijf met meerdere vestigingen in Nederland. Jan Jongerius presenteerde zich graag als succesvol zakenman. Hij bouwde aan de Kanaalweg fabriekshallen waarin o.a. carrosserieën werden gebouwd. Voor zijn bedrijf, dat in zijn beste tijd 750 personeelsleden had, bouwde hij daar ook een nieuw kantoorgebouw. Voor zichzelf en zijn gezin bouwde hij een bijzondere villa op het terrein. Ze vormen samen met de de tuin architectonisch één geheel: het Jongeriuscomplex Jan Jongerius is in 1941 gestorven. Tot de dood van Jan Jongerius in het begin van de Tweede Wereldoorlog was er sprake sterke groei. Daarna veranderde dat. De dagelijkse leiding van de NV kwam in handen van de jongste broer van Jan; Nicolaas Jongerius. De familie verliet gedwongen door de vordering van het woonhuis en het bedrijf door de bezetter, de villa. De werknemers hadden natuurlijk weinig keus. Door te blijven werken voor Jongerius NV, nu in handen van de bezetter, had men de mogelijkheid om thuis te blijven bij vrouw en kinderen. Weigerde men, dan riskeerde men Arbeitseinsatz in Duitsland. Dook men onder en men werd ontdekt, dan riskeerde men zelfs deportatie naar een van de kampen. In de fabriek werd niet altijd naar wens van de Duitsers werd gewerkt, onderdelen werden bijvoorbeeld met vier moeren vastgezet waar dat er twaalf zouden moeten zijn, ook vonden er ondergrondse activiteiten plaats vanuit de fabriek. Maar liefst 122 keer werden wapens en munitie voor de illegaliteit vervoerd. Het 123ste transport mislukte en ontplofte, waarbij drie personeelsleden omkwamen. Vanuit de motagehal waarin onder andere V1 motoren wereden gereviseerd opereerde de verzetsgroep „de Kappégroep‟. Zij verloren in de oorlog acht van de dertien leden. Tot 1955 is het bedrijf actief geweest. Daarna is het geheel in handen gekomen van het ministerie van Defensie, maar dat zal in de komende jaren vertrekken. De fabriekshallen zullen plaatsmaken voor woningbouw.
- Oorlogsmonumenten
- monument
- 3574
- Verzet Nederland
- Beeld
- Sculptuur
- Burgerslachtoffers
Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer