Haaren, monument in het voormalig Grootseminarie
Het monument in het voormalig Grootseminarie in Haaren herinnert aan het gijzelaars- en interneringskamp dat hier tijdens de Tweede Wereldoorlog was gehuisvest. Op 7 juni 1941 werd het Grootseminarie Haaren nauwkeurig geïnspecteerd door enkele Duitse officieren van de SS en de SD. Drie maanden later, op 9 september 1941, kwam het bevel tot ontruiming. Het seminarie zou vanaf dat moment dienst gaan doen als gijzelaarskamp en als 'Polizeigefängnis'. Op 4 mei 1942 werden 450 Nederlandse mannen in het katholieke Kleinseminarie Beekvliet te Sint-Michielsgestel vastgezet. Ruim twee maanden later werden nog eens 800 gijzelaars in het nabijgelegen Haaren geïnterneerd. De eerste grote groep gijzelaars die in Haaren terechtkwam, was al eerder opgepakt als vergelding voor de internering van een groep Duitsers in het voormalige Nederlands-Indië. Het gouvernement aldaar had als reactie op de bezetting van Nederland 2.400 Duitsers onder slechte omstandigheden vastgezet. Daarop had de bezetter in juli en oktober 1940 een select gezelschap van 'erstklassige Persönlichkeiten' gearresteerd. Aanvankelijk waren deze mensen ondergebracht in het concentratiekamp Buchenwald, omdat elders geen plaats was. Toen het Grootseminarie als gijzelaarskamp beschikbaar kwam, werden de gijzelaars overgeplaatst naar Haaren. De gijzelaars waren mensen die volgens een op 17 mei 1942 gepubliceerde verklaring van het Reichscommissariat 'vroeger in het openbare leven stonden en van wie aan te nemen is dat zij met de aanstichters van de tegen de bezettende macht gerichte kuiperijen sympathiseren. Wanneer het door de kuiperijen van de emigrantenclique te Londen tot gewelddadige handelingen tegen Nederlanders en Duitsers in de bezette Nederlandse gebieden zou komen en de rust en orde verstoord zouden worden, dan staan deze gijzelaars met hun leven hiervoor borg.' Door te dreigen de gijzelaars ter dood te brengen, probeerde de bezetter Nederlanders te weerhouden van het plegen van verzets- en sabotageacties. De opgepakte mannen kwamen uit alle lagen van de bevolking. Opvallend was wel dat relatief veel gijzelaars een vooraanstaande positie innamen in de Nederlandse samenleving, zoals de schrijver Simon Vestdijk, de historicus Johan Huizinga, de cabaretier Lou Bandy, de president-directeur van Philips, Frits Philips en de bekende hardloper S. Petit. Ze vielen op en hadden een voorbeeldfunctie. Daarnaast kwamen de gijzelaars vooral uit kringen die aan bepaalde Duitse plannen hun medewerking geweigerd hadden. Velen waren lid van de Nederlandse Unie of hadden zich actief verzet tegen de gelijkschakeling van de Nederlandse vakbeweging in 1940 en 1941. Binnen het kamp liet de bezetter veel toe en was de behandeling van de gijzelaars mild. Zij waren immers niet gevaarlijk zolang ze over hun politieke en maatschappelijke opvattingen maar niet konden uitdragen in de buitenwereld. Vooral de artistieke gijzelaars maakten gebruik van de relatieve vrijheid die zij van de Duitse kampbewaking kregen. Zo componeerde Willem Andriessen in het kamp zijn Lied van Haaren - een lofzang op het vaderland waarin de onzekerheden in het kampleven onder woorden worden gebracht. Anders dan in Sint-Michielsgestel was de voedselvoorziening in het Haarense kamp slecht. Vooral tijdens de eerste weken was er een tekort aan voedsel. Daar kwam enige verbetering in nadat kampcommandant Wacker het voedseltekort aan de orde had gesteld in zijn wekelijkse overleg met de burgemeesters van Oisterwijk, Haaren en Berkel-Enschot. Onder de bevolking werden er inzamelingsacties gehouden. Het eten werd met een platte wagen van een Oisterwijkse zuivelfabrikant door veldwachter Hendriks naar het kamp gebracht. Wellicht heeft zijn imposante uiterlijk indruk gemaakt op de Duitse bewakers, want hij kon zonder enige problemen in het kamp komen. Het karretje van Haaren werd wekelijks gevuld door de inwoners van de dorpen Moergestel, Oirschot, Udenhout, Helvoirt en Oisterwijk. Na 15 augustus 1942 veranderde de sfeer in het kamp. Op deze dag heeft de bezetter vijf gijzelaars gefusilleerd, als vergelding voor een verzetsdaad in Rotterdam. Onder hen bevonden zich ook Willem Ruys en Christoffel Bennekers, beiden afkomstig uit het kamp Haaren. Door de willekeur en intimidatie die met deze vergeldingsdaad gepaard gingen, ontstond spanning. Op 6 november 1942 werden de gijzelaars wegens ruimtegebrek overgeplaatst naar Beekvliet in Sint-Michielsgestel. Toen in januari 1943 de laatste gijzelaars Haaren verlieten, bleven vier van hen vrijwillig achter. Drie artsen en een pater gingen zich toeleggen op de zorg voor de gevangenen; Haaren was voortaan namelijk alleen nog 'Polizeigefängnis'. De gevangenen konden blijven rekenen op voedselhulp vanuit de bevolking. Ook werd geholpen bij het verzenden van post. Dit was nodig, omdat de gevangenisleiding door middel van isolement de geestelijke weerstand van de gevangenen wilde breken. Iemand die al langer voor contact met de buitenwereld zorgde, was Engelbertus Witlox (alias 'Engeltje'). Hij werkte bij Van Gend & Loos (een koeriersbedrijf, actief over de hele wereld) en was een zwijgzaam en bescheiden type. Als bezorger bouwde hij veel contacten op. Die kwamen hem heel goed van pas toen hij na september 1941 ook pakketten ging bezorgen bij het voormalige Grootseminarie in Haaren. Omdat hij iets meebracht van 'thuis', zagen de Nederlandse en Duitse bewakers hem graag komen. Zijn bijzondere positie stelde hem in staat een belangrijke rol te spelen als 'koerier van de gijzelaars'. Omdat ook de bewakers gebruikmaakten van zijn diensten, waren ze bereid een oogje dicht te knijpen. Op deze wijze kon 'Engeltje' regelmatig illegale mondelinge of schriftelijke boodschappen naar binnen of naar buiten smokkelen. Bezorgde familieleden van mensen die waren opgepakt, schakelden 'Engeltje' in om te achterhalen waar hun verwant verbleef. Witlox maakte dan zelf een pakketje, waar hij een paar sneetjes brood of zo in deed. Vervolgens vroeg hij de bewakers of de geadresseerde in het kamp verbleef. Was dit niet het geval, dan vertelden ze hem waar die persoon wel was. Zo bewoog 'Engeltje' zich tijdens de oorlogsjaren stil en onopvallend door het kamp, ook toen het veranderde in een 'Polizeigefängnis'. Tussen 1942 en 1944 slaagde de bezetter erin de Britse en Nederlandse geheime diensten grootscheeps en systematisch te misleiden. Dit spionagecomplot heet het 'Englandspiel'. Op een nacht in november 1941 werden twee Nederlandse agenten (in dienst van de Britten) per parachute boven Nederland afgeworpen. Vier maanden later is een van hen door de bezetter gearresteerd. Hij moest naar Engeland seinen dat hij veilig was aangekomen. De bezetter wist echter niet dat de agent een speciale code gebruikte voor het geval hij gepakt zou worden. De Britten merkten deze code echter niet op en zonden een nieuwe geheim agent naar Nederland, die door de bezetter werd opgepakt. Zo wist de bezetter door list, bedrog, manipulatie, verraad en dubbelspionage tal op handen zijnde verzets- en sabotagedaden te voorkomen. Daarbij verrichten ze ook talrijke arrestaties onder mensen in het verzet en onder geheim agenten. In Haaren werden 59 geheim agenten ondergebracht. Hierdoor werd het regime in het kamp veel harder en strenger. Martelingen, eenzame opsluiting en afranselingen kwamen steeds vaker voor. De gevangenen werden ook steeds vaker op transport gesteld naar Duitsland. In april 1944 gingen de laatste 51 gevangenen vanuit Haaren naar het Duitse tuchthuis in Rawitsch (Silezië). Elf van hen zijn daarna, waarschijnlijk begin september, in het concentratiekamp Gross-Rosen ter dood gebracht. De resterende veertig zijn op 5 september 1944 naar het concentratiekamp Mauthausen gevoerd, waar zij werden omgebracht. Oprichting De oprichting was een initiatief van een aantal ex-gevangenen. Onthulling Het monument is onthuld in 1948.
- Cephas S. Stauthamer (1899-1983)
- Oorlogsmonumenten
- monument
- 952
- Reliëf
- Verzet Nederland
Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer