Archief van de Vennewaterspolder
Bereik en inhoud Oorspronkelijke inleidingen en bijlagen Stichting en ontwikkeling tot de reglementering van 1863 De waterstaatsgeschiedenis van de regio tussen Alkmaar, Bergen en Noord-Bakkum van de "12e" tot het begin van de "17e" eeuw is onlangs door drs. C. Streefkerk uitvoerig besproken. .. C. Streefkerk,'Oosterzij en Westerzij. De waterschappen', in: idem e.a., red., Heiloo voor en na Willibrord. Opstellen over de geschiedenis van Heiloo (Heiloo 1995) pp. 67-69; idem,'Van tweespalt tot eendracht', in: H.S. Danner e.a., ...Die water keert; 800 jaar regionale dijkzorg in Hollands Noorderkwartier (Alkmaar/ Edam 1994) pp. 42-43. De streek vormde in feite één grote watergemeenschap. De droogmaking van de Egmonder- en Bergermeren in het begin van de jaren zestig van de "16e" eeuw betekende het einde van deze eenheid. De oude watergemeenschap raakte hierdoor haar belangrijkste waterberging kwijt. Bovendien moest men ook nog het door de twee nieuwe droogmakerijen uitgemalen water zien kwijt te raken. In 1564 werd daarom door middel van het graven van de Steesloot tussen de ringvaart van de Egmonder- en Bergermeren en de veste van Alkmaar een open verbinding met de Schermerboezem tot stand gebracht. .. Ibidem, zie ook H.Schoorl,'De bedijking van de Bergermeer', Alkmaars Jaarboekje 6 (1971) pp. 68, 69; ; idem,'De Kwakelsluis en de Brantgen Heinismolens', Alkmaars Jaarboekje 7 (1971) pp. 82-100; 8 (1972) pp. 77-100; J. Westenberg, Kennemer dijkgeschiedenis (Amsterdam, Londen 1974) p. 54. Voor het oude land bracht dit "lekprikken" van de regio bewesten Alkmaar en Heiloo de nodige problemen met zich mee. Het bleef zonder enige vorm van waterbeheersing achter. De landeigenaren reageerden hierop door hun land in polders te leggen. De grondbezitters tussen de Zanddijk en het Vennewater besloten in februari 1611 deze stap te zetten. Zij kwamen toen onderling overeen hun landerijen "...te doen bedijcken ende bekaeijen, rontsomme daert zelve van nooden wesen zal, ende voorts in de zelve te doen stellen een goede...molen...". De kosten van deze werken kwamen uitsluitend voor rekening van de lage groet- of graslanden. De hogere, arme zanderige geestgronden hoefden niet bij te dragen. Het latere onderhoud kwam echter weer wel ten laste van zowel groetlanden als geestgronden. De hieraan verbonden kosten zouden morgen-morgensgelijk, dat wil zeggen naar evenredigheid van ieders landbezit, over de nieuwe polder worden omgeslagen. .. Stadsarchief Alkmaar voor 1815 nr. 2196. Ondanks de overeenkomst van februari 1611 schijnt er toch onenigheid onder de grondbezitters te hebben bestaan. Dat een aantal van hen het nodig vond zich in de loop van 1612 middels een rekest tot de Staten van Holland te wenden vormt hiervoor een duidelijke aanwijzing. In dit rekest werd uiteen gezet dat men vreesde bij de omslag en inning van de kosten verbonden aan het leggen van de dijk en de bouw van de molen op "eeniger onwillicheyt" te zullen stuiten. Daarom werden de Staten om een octrooi verzocht op basis waarvan men die onwilligen zou kunnen dwingen hun aandeel te betalen. De Staten van Holland gingen op dit verzoek in en verleenden het gewenste octrooi op 24 juli 1612. .. Ibidem nr. 2197, regest nr. 619, zie ook Streefkerk, 1995, pp. 75, 76. We tasten helaas in het duister voor wat betreft de lotgevallen van de nieuwbakken polder na de ontwikkelingen van 1611-1612. Pas in de loop van de tweede helft "18e" eeuw komen er weer bronnen tot onze beschikking. Bewaard gebleven polderrekeningen van 1769 en later maken duidelijk dat de polder een uit vier molenmeesters bestaand bestuur rijk was. Twee van die molenmeesters moesten uit Heiloo komen en twee uit Egmond-Binnen en Bakkum. Ieder jaar trad er één molenmeester van ieder koppel af. Uit de rekeningen blijkt verder dat inmiddels was afgeweken van de in 1611 overeen gekomen morgen-morgensgelijke omslag. De geestgronden werden namelijk nog slechts met de helft van de omslag voor grasland belast. .. Archief Vennewaterspolder nr. 25, rekeningen 1769-1826. De ene molen van de polder bemaalde ook het zogenaamde Slikland of Slikpoldertje. Dit Slikland lag ingeklemd tussen de Schulpvaart en de Egmond-Binnenvaart en waterde door een duiker onder de laatstgenoemde vaart op de Vennewaterspolder af. De waterlozing van het Slikland en het onderhoud van de duiker met bijbehorende schoeiing gaf in 1843 aanleiding tot ernstige moeilijkheden met de toenmalige eigenaar, Jacob Bommer. De burgemeesters van Egmond-Binnen en Heiloo kwamen er aan te pas om tussen het polderbestuur en Bommer te bemiddelen. Dit had succes. Er werd op 15 november 1843 in bijzijn van beide burgemeesters een akkoord gesloten waarbij de partijen overeen kwamen dat de duiker voorlopig mocht blijven. Wel kwamen alle kosten en risico's, een dijkdoorbraak inbegrepen, nadrukkelijk voor rekening van Bommer. .. Ibidem, 15-11-1843; W.J. van den Berg, Historisch kadaster van de Binnen-Egmonden (Utrecht 1985) p. 875. Bij de reglementering van 1863 blijkt het Slikland integraal onderdeel van de polder uit te maken. De eigenaar bleef echter toch verantwoordelijk voor het onderhoud van de duiker. De polder kwam naderhand nog diverse malen met eigenaren van het Slikland over dit onderhoud in conflict, zie archief Vennewaterspolder nr. 1, 7-2-1901; nr. 34. Van de reglementering tot het einde van de Tweede Wereldoorlog (1863-1945) In het begin van de maand september van het jaar 1861 ontvingen de molenmeesters een schrijven van Gedeputeerde Staten waarin om allerlei inlichtingen werd verzocht in verband met de reglementering van de polder. Het Provinciaal Bestuur was toen al enkele jaren bezig de Noordhollandse waterschapswereld bestuurlijk goed op poten te zetten. In 1854 was hiermee een eerste begin gemaakt door de afkondiging van het Algemeen reglement van bestuur voor de waterschappen. Vervolgens kreeg waterschap na waterschap een eigen Bijzonder reglement. Dat voor de Vennewaterspolder werd in september 1863 in het Provinciaal Blad afgekondigd. .. Archief Vennewaterspolder nr. 1, 1861-1863; nr. 4, reglement van 1863; notulen van het verhandelde in de zomer-vergadering der Provinciale Staten van 1863, bijlage E en memorie van toelichting. Het bestuur kwam volgens dit reglement uit drie leden te bestaan die direct door de stemgerechtigde ingelanden werden gekozen. Hun ambtstermijn bedroeg drie jaar. Ieder jaar trad er één bestuurslid af. Het bestuur werd bijgestaan door een secretaris-penningmeester. De eerste verkiezingen vonden op 30 december 1863 plaats. De verkozenen werden in de loop van januari 1864 beëdigd waarna het nieuwe bestuur werkelijk in functie was. .. Archief Vennewaterspolder nr. 1, 30-12-1863, 14 en 30-1-1864. De notulen van de vergaderingen van het nieuwe bestuur maken duidelijk dat het bestaan van de polder zeer kalm was. De routine van verkiezingen van nieuwe bestuursleden, het behandelen van de begroting en de rekening en het drijven van de schouw volgden elkaar in gestage regelmaat op. Pas in de jaren twintig van deze eeuw werd er van het bestuur meer dan het gebruikelijke gevergd. Er kwamen in deze tijd stemmen op om op een andere bemaling dan die door windkracht over te stappen. In januari 1926 constateerde het bestuur zelf dat het water in de polder wel twee voet (circa 60 cm) hoger stond dan in de aangrenzende Baafjespolder waar in 1907 een motorgemaal was geplaatst. In augustus werd de kwestie van de bemaling in de vergadering van ingelanden aan de orde gesteld. De meningen bleken verdeeld te zijn. Een van de ingelanden pleitte vurig voor het behoud van de landschappelijk zeer waardevolle molen. De voorzitter bracht daar tegen in "...wij moeten ons niet blind staren op natuurschoon, doch hebben de belangen van de ingelanden te behartigen en die zijn tegen de molen...". Men besloot tenslotte door middel van het leggen van een aantal dammen de waterhuishouding te verbeteren. De molen bleef voorlopig behouden. .. Ibidem nr. 2, 25-1, 3-6, 18-8 (citaat), 8-11 en 17-12-1926. In het najaar van 1930 liep de molen tijdens een storm zware schade op. Dit vormde aanleiding om de kosten van de molen, een motorgemaal en een elektrisch gemaal eens op een rijtje te zetten. De molen viel met een gemiddelde jaarlijkse kostenpost van 1617,- niet veel goedkoper uit dan een elektrisch gemaal dat de polder per jaar op 1735,- zou komen te staan. Voor de ingelanden was de zaak duidelijk. Zij besloten in januari 1931 tot de bouw van een gemaal. Het bestuur gunde de plaatsing van het gebouwtje voor de nieuwe installatie aan een plaatselijke aannemer. Die installatie zelf, bestaande uit een door een 25 p.k. sterke elektromotor aangedreven schroefpomp, werd geleverd door de N.V. Machinefabriek Gebr. Stork en Co. Op 21 september 1931 vond de beproeving van het nieuwe gemaal plaats door Provinciale Waterstaat. Het bleek aan de gestelde eisen te voldoen. Daarop werd het in bijzijn van onder andere de burgemeester van Egmond-Binnen officieel geopend. .. Ibidem, 3-12-1930, 19-1 en 21-9-1931; nr. 58. De oude molen werd voor 160,- van de hand gedaan. De molenaarswoning bracht nog 1100,- op (ibidem, 26-8-1931). Na de bouw van het gemaal keerde de rust weer. Pas in 1939 zijn er weer ontwikkelingen van enige betekenis te melden. Het bestuur ondernam toen in samenwerking met de Sammers- en Wimmenummerpolder een poging om te komen tot verlaging van de aan het waterschap "De Oningepolderde Landen Onder Egmond-Binnen" verschuldigde bijdrage. Dit waterschap was in 1863 opgericht en regelde ondermeer het wegenbeheer in de gemeente Egmond-Binnen. Ook van de landerijen in de Vennewaterspolder voorzover gelegen in de genoemde gemeente hief dit waterschap een zekere omslag ten behoeve van het wegenonderhoud. De bevoegdheid voor deze heffing was niet duidelijk geregeld. Na overleg tussen de betrokken partijen werd in 1933 in het reglement van de Vennewaterspolder opgenomen dat er jaarlijks 149,- aan "De Oningepolderde Landen" moest worden uitgekeerd. De pogingen van de drie polders om hun bijdragen omlaag te krijgen mislukten overigens. Tot aan de opheffing van de Vennewaterspolder in 1977 is er jaarlijks 149,- aan "De Oningepolderde Landen" betaald. .. G. de Vries Az., De zeeweringen en waterschappen van Noord-Holland , "3e" druk, bewerkt door D. Kooiman (Alphen aan den Rijn 1936) pp. 438-440; archief Vennewaterspolder nr. 3, 25-7-1939; nr. 4, reglementswijziging van 1933; nr. 27, rekening van 1976. De oorlogsjaren zijn niet ongemerkt aan de polder voorbij gegaan. In november 1940 vielen er vlakbij het gemaal enkele bommen. Dit vormde voor het bestuur aanleiding een molestverzekering af te sluiten. In de loop van 1941 kreeg het te maken met de aanleg van een namaakvliegveld. Er moest in verband hiermee extra worden gemalen. Verder liet de bezetter diverse sloten afdammen en camoufleren met rietmatten. In de buurt van het gemaal verrees een bunkercomplex met bijbehorende tankval. De machinist moest zijn woning ontruimen. Deze bleek na de bevrijding flinke schade te hebben opgelopen. Ook de polder lag er verwaarloosd bij. Er was vanwege de camouflage jaren niets aan het slootonderhoud gedaan. De uitwateringstocht van het gemaal was voorts verstopt met zand uit de tankval. Door het opruimen van de bunkers met behulp van explosieven was er nog meer zand in de tocht gekomen. Het herstelwerk werd vlot ter hand genomen. In april 1946 waren de waterlopen van de polder weer in orde. .. Archief Vennewaterspolder nr. 3, nov. 1940, 10-6-1941, 18-5 en 25-10-1945; nr. 12. De naoorlogse periode In de jaren na de oorlog veranderde de polder her en der ingrijpend van aangezicht door de uitbreiding van de tuinderij en de bloembollenteelt. Beide culturen stellen hoge eisen aan de waterbeheersing en dit bracht de nodige moeilijkheden met zich mee. Zo besloot het bestuur in 1957 voor veel geld tijdens een reparatie van het gemaal een noodaggregaat aan te laten rukken omdat er wel voor 100.000,- aan bollen in de grond stond. Naar aanleiding van dezelfde reparatie kwamen de tuinders met verlangens tot herziening van de complete waterhuishouding in de polder. Op een ingelandenvergadering van november 1957 vroeg de voorman van de tuinders, de heer Hageman, het woord. Hij vond dat verzetting van de bakens absoluut noodzakelijk was "...voor de vele tuinders, die op 1 a 2 H.A. met vrouw en kinderen daarvan leven, de toestand is bij ons zo zomers verdrogen wij en 's winters verzuipen wij...". .. Ibidem nr. 3, zomer 1957, 3 en 17-10 en 28-11-1957 (citaat). De problemen werden grotendeels veroorzaakt door de spoordijk van de lijn Den Helder-Alkmaar-Amsterdam. Door deze dijk werd het water gedwongen een grote omweg te maken. Het kwam wel voor dat aan de oostzijde van de spoordijk het water 30 cm hoger stond dan aan de westzijde. Hier moest door middel van de aanleg van een duiker verbetering in worden gebracht. Hageman ging de financiële consequenties niet uit de weg. Hij stelde duidelijk dat het de geestgronden waren die verbetering wilden en hier hoorde naar zijn mening gelijkstelling van gras- en geestgronden in de omslag bij. Een stemming wees uit dat het overgrote deel van de tuinders het met hem eens was. .. Ibidem. Reeds in 1920 is er sprake van de gelijkstelling van gras- en geestgronden (ibidem nr. 2, 8-9-1920). De gelijkschakeling had nog heel wat voeten in de aarde. Er was een reglementswijziging nodig. Eind 1958 was Provinciale Waterstaat, die over de kwestie moest adviseren aan Gedeputeerde Staten, akkoord. Er bleek echter bij de Staten een bezwaarschrift te zijn ingekomen van enige ingelanden die zich op het standpunt stelden "...geen revenuen en wel meer lasten betalen daar zijn wij tegen". In augustus 1959 kwam tenslotte de verzochte reglementswijziging met terugwerkende kracht tot één januari van dat jaar af. De ingelanden besloten daarna tot de aanleg van een ettelijke tientallen meters lange duiker ten zuiden van de Schipperslaan. .. Ibidem nr. 3, 16-4, 9-9, 10-12-1958, 20-8-1959, 26-10-1960; nr. 4. De jaren zestig werden gedomineerd door moeilijkheden op het bestuurlijke vlak. Op de eerste plaats moest er bij de kandidaatstelling voor nieuwe bestuursleden voorzichtig worden gemanoeuvreerd om de tuinders niet voor het hoofd te stoten. Pas in 1967 wist een tuinder tot het bestuur door te dringen. Tekenend voor de verhoudingen is dat er op de eerste vergadering van ingelanden na de verkiezing belangstellend werd geïnformeerd naar de aard van het agrarisch bedrijf van het nieuwe lid. .. Ibidem nr. 3, 22-4, 1-9 en 9-12-1967. Elders deden zich soortgelijke spanningen voor, zie D. Aten, Inventaris van het archief van de polder het Maalwater 1728-1977 (1979) (Alkmaar 1995) p. 6. Deze spanningen vallen echter vrijwel in het niet bij de problemen die de overdracht van de omslagadministratie en -inning aan de Dienst Centrale Omslagheffing (D.C.O.) van het hoogheemraadschap Noordhollands Noorderkwartier opleverde. Reeds in 1940 deden Gedeputeerde Staten een oproep tot concentratie van de inning van waterschapslasten in de handen van de D.C.O. Zo kon naar mening van de Staten een aanzienlijke kostenbesparing worden bereikt. Dit argument maakte op het bestuur van de Vennewaterspolder geen indruk. Het wilde niets van overdracht weten omdat zulks ten koste van de zelfstandigheid van de waterschappen zou gaan. Twintig jaar later, in 1960, bleek het nog niet van mening te zijn veranderd. Een voorstel van de secretaris-penningmeester om de genoemde administratie over te dragen haalde het niet in de bestuursvergadering. De bestuursleden vreesden dat de machtsbalans daardoor teveel naar de kant van het grote hoogheemraadschap zou uitslaan. .. Ibidem 18-9-1940, 3-5-1960. Nadat in 1968 een nieuwe secretaris-penningmeesters was aangesteld, kwam de kwestie weer op het tapijt. De nieuwe secretaris-penningmeester drong herhaaldelijk op het inschakelen van de D.C.O. aan. Oud-voorzitter en erelid van het bestuur P.J. Bommer wilde er echter niets van weten. .. De heer Bommer was in 1931 tot bestuurslid gekozen en vervolgens in 1937 tot voorzitter benoemd. In 1960 werd uitgebreid stilgestaan bij zijn 30-jarig ambtsjubileum. Secretaris Mul stelde in een tot Bommer gerichte toespraak zelfs dat het was dat de polder al zo'n mooie naam had, want anders kon hij best wel "Bommerpolder" worden genoemd. In 1967 moest Bommer reglementair wegens het bereiken van de 70-jarige leeftijd zijn ambt neerleggen. Hij bleef vervolgens als erelid nog enige tijd de bestuursvergaderingen bijwonen. P.J. Bommer overleed in het najaar van 1970 (archief Vennewaterspolder nr. 3, 27-10-1937, 26-10-1960, 22-10-1966, 11-3, 22-4 en 28-10-1967, 13-1-1968, 19-12-1970; nr. 6, 20-5-1931). Tegelijkertijd was sprake van plannen om een heffing op de gebouwde eigendommen in te voeren. Beide zaken raakten met elkaar verbonden doordat de secretaris-penningmeester aangaf dat hij het extra werk dat een heffing op het gebouwd met zich mee zou brengen niet aankon. Op 21 december 1968 besloten de stemgerechtigde ingelanden uiteindelijk een heffing op het gebouwd in te stellen, maar ook om de omslagadministratie aan de D.C.O. over te dragen. Voor de daadwerkelijke invoering van een heffing op het gebouwd was overigens nog wel de instemming van Gedeputeerde Staten vereist. .. Archief Vennewaterspolder nr. 3, 21-12-1968. Het besluit werd door het bestuur zo uitgelegd dat ongeacht de beslissing van de Staten, toch de inning van de polderlasten aan de D.C.O. kon worden overgedaan. .. G.S. bleken zich overigens niet met het besluit te kunnen verenigen (archief Vennewaterspolder nr. 3, 29-11-1969). Bommer c.s. waren het hiermee volstrekt oneens. Zij wensten dat de vergadering van december 1968 ongeldig zou worden verklaard en de secretaris-penningmeester ontslagen. Op een ingelandenvergadering van november 1969 hamerde de heer Bommer nog eens op het dreigende verlies van zelfstandigheid. De secretaris werd er verder van beschuldigd de zaken te hebben verdraaid. De vergadering besloot, zeer tegen de zin van Bommer c.s. in, de zaak in stemming te brengen. Het resultaat was dat er met 14 tegen 9 stemmen werd besloten de inning van de polderlasten aan de D.C.O. over te doen. .. Ibidem, 10 en 29-11-1969. Het zal na het voorgaande niet verbazen dat de heer Bommer ook faliekant tegen de concentratie van waterschappen in Noord-Holland was, zoals voorgesteld door Provinciale Staten. Hij vond hierbij overigens wel het bestuur aan zijn zijde. Pogingen om door middel van alternatieve plannen de concentratie tot kleinschalige samenvoegingen te beperken liepen in de loop van de eerste helft van de jaren zeventig op niets uit. Per één januari 1977 ging de Vennewaterspolder tenslotte samen met 36 andere waterschappen op in het nieuwe waterschap "Het Lange Rond". .. Ibidem, 29-11-1969, 18-12-1971, 16-12-1972. Archief en inventarisatie Over het archief kunnen we kort zijn. Het bevatte reeds in 1861 geen oude stukken meer die inzicht in de geschiedenis van de polder konden geven. Uit verspreide opmerkingen in de notulen van de bestuursvergaderingen valt verder op te maken dat het archief bij de secretaris-penningmeester aan huis werd bewaard. .. Ibidem nr. 1, 31-8-1861; nr. 3, 4 en 12-3-1957, 1-7-1959, 20-5-1967. Na de opheffing van de polder kwam het archiefje via "Het Lange Rond" naar het toenmalige Gemeente-archief Alkmaar. Het werd daar omstreeks 1980 voorlopig geïnventariseerd door gemeente-archivaris W.A. Fasel. .. W.A. Fasel, Magazijnstaat Vennewaterspolder (z.p., z.j.). Fasel's inventaris vormde het uitgangspunt voor de voorliggende definitieve inventaris. Tijdens de werkzaamheden werd het archief meteen geschoond aan de hand van de geldende vernietigingslijsten. .. Zie de Lijst van voor vernietiging in aanmerking komende bescheiden uit de archieven van waterschappen dagtekenende van ná 1850, bij beschikking van de Minister van W.V.C. van 18-1-1993 geldig verklaard voor bescheiden tot en met 1935, en de Lijst van voor vernietiging/bewaring in aanmerking komende archiefbescheiden van waterschappen van na 1935. De omvang van het archiefje kon hierdoor met 0,2 m tot 0,6 m worden teruggebracht. Het archief is openbaar, met uitzondering van enkele stukken waarvoor een openbaarheidsbeperking van 75 jaar geldt.
- Archieven Alkmaar
- Archief
- 33e09e96627232de87be34f3d5ed1ce7
- Waterschappen & Polders
- polders
Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer