Ga direct naar: Hoofdnavigatie
Ga direct naar: Inhoud
Alle bronnen

De Bathpolders, 1890-1959

1890 - 1959

Inleiding De Eerste en de Tweede Bathpolder, sinds 1 mei 1942 samengevoegd in het waterschap De Bathpolders, zijn tezamen groot 738 ha met 641.29.27 ha belastbare oppervlakte Provinciale almanak voor Zeeland, 1958, p. 477. . Hoewel de Eerste Bathpolder werd bedijkt in 1856 moeten we voor het juiste begrip der historie van beide polders een tiental jaren vroeger teruggaan De hierna volgende historische mededelingen zijn ontleend aan: M.P. de Bruin: De aannemer Dirk Dronkers en het drama van de Zeeuws-Limburgse spoorweg. Zeeuws Tijdschrift, 10e jaargang, 1960, p. 85 e.v; 50 jaar "De Bathpolders" (jubileumuitgave), passim. Een beknopt overzicht vindt men in: M. van Empel en H. Pieters: Zeeland door de eeuwen heen, deel I (1935), p. 287. . Op 11 maart 1846 werd n.l. aan de aannemer Dirk Dronkers te Middelburg concessie verleend tot het afdammen van de Oosterschelde bij Bath en van het Sloe en tot het aanleggen van een spoorlijn door Zuid-Beveland en Walcheren, onder gelijktijdige verplichting van het graven van een kanaal door Zuid-Beveland ten behoeve van de scheepvaart van Antwerpen naar de Rijn. Voor het project van deze spoorlijn, welke de haven van Vlissingen met het duitse achterla nd zou verbinden, was de tijd echter nog niet rijp. Door het volstrekt ontbreken van medewerking van hogerhand slaagde Dirk Dronkers er niet in om de benodigde gelden van buitenlandse financiers los te krijgen en borgtochten te vinden. In 1849 werd deze concessie dan ook ingetrokken en in het zelfde jaar bij K.B. van 8 oktober nr. 36 een nieuwe concessie verleend tot het afdammen van de Ooster-Schelde en het bedijken en in cultuur brengen van in erfpacht uitgegeven 1400 bunders slikken, op- en aanwassen in de Ooster-Schelde, weder onder de verplichting vooraf een kanaal door Zuid-Beveland te graven. Deze concessie ging over aan een naamloze vennootschap, de "Nederlandse Maatschappij tot indijking van op- en aanwassen in de Ooster-Schelde", welke door Dronkers met engelse, belgische en franse deelneming gevormd werd om uit de moeilijkheden met de financiering te geraken. Deze maatschappij, waarin de engelse invloed overheersend was - vandaar ook de naam "Netherlands Land Enclosure Company" - werd goedgekeurd bij K.B. van 31 mei 1852 nr. 47. Onder de in te dijken schorren waren ook begrepen ruim 401 ha, welke aan de ambachtsgerechtigden van Rilland, Maire en Bath in eigendom toekwamen. Deze schorren werden op 1 7 juni 1852 in publieke veiling gebracht maar niet toegewezen omdat de "Nederlandse Maatschappij..." het bedrag, dat door de ambachtsgerechtigden als minimum verkoopprijs vastgesteld was, niet wilde betalen Goessche Courant, 14 juni en 8 juli 1852. Rijksarchief Zeeland, handschriftenverzameling inv. nrs. 765 en 767. . Door kort daarop een begin te maken met de bedijkingswerkzaamheden, legde de maatschappij eenvoudigweg beslag op de eigendom der ambachtsgerechtigden. Deze laatsten werden echter door hun rentmeester aangeraden om niet te procederen, maar af te wachten. Mogelijk is dit geschil later in der minne geschikt Rijksarchief Zeeland, handschriftenverzameling inv. nr. 767. Zie ook de Goessche Courant, 22 januari 1857. ingezonden stuks "...op de wijze der hunnen en vandalen zich het eigendom van anderen toe te eigenen was het werk van een ogenblik". . Bij de inpoldering werden niet alleen de schorren, maar - wat zeer ongebruikelijk was - ook een gedeelte van het natte zand mee ingedijkt. Toen de inpoldering echter minder vlot verliep dan men aanvankelijk dacht, wist de maatschappij de wereld te verbazen door een voor de zeeuwse boeren onbegrjjpelijk novum op landbouwkundig gebied: in 1853 werden op de londense beurs tarwe en gerst verkocht, die op de toen nog drijvende polders gegroeid waren! Schrijver van een ingezonden stuk in de Goessche Courant uit het jaar 1857 beweert dat de "beruchte" maatschappij deze granen alleen daarom ter markt gebracht had om uit de opbrengst de 8% dividend te kunnen betalen op de aandelen welke in 1856 afgaande op de Morningpost van 13 oktober van dat jaar slechts 1/10 van de nominale waarde noteerden Goessche Courant, 22 januari 1857. ! In 1861 werd de maatschappij ontslagen van de verplichting een kanaal te graven en een afdamming in het Kreekrak te leggen, terwijl de uitgifte in erfpacht van op- en aanwassen beperkt werd tot een oppervlakte bekend onder de naam van de eerste (Bath-) en tweede (Bath-) polder, met een buitengrond rondom ter breedte van 300 meters zonder recht op verdere aanwas. Later, in 1950, zou de opvolger van de "Nederlandse Maatschappij..." alle in de Bathpolders gelegen erfpachtsgronden, ruim 311 ha, tegen taxatieprijs van het Rijk in eigendom verkrijgen, onder gelijktijdige afstand van alle rechten op de in de Kreekrakpolder en buitendijks gelegen erfpachtsgronden. Op 30 mei 1855 was de dijk van de Eerste Bathpolder gesloten en in 1856 was deze bedijking voltooid. De maatschappij was terstond met de Tweede Bathpolder begonnen, die in hetzelfde jaar nog bedijkt zou zijn. Deze liep 1 februari 1858 echter weer in. In 1862 was ook deze polder definitief bedijkt, alhoewel de hoofdingenieur van waterstaat het dijkprofiel niet geheel voldoende en de kleibekleding zeer onvoldoende oordeelde. Reeds in 1863 bij de storm van 22 december bezweek de dijk van de Tweede Bathpolder, ook de Eerste Bathpolder leed hierbij grote schade. In april 1864 was deze doorbraak wel weer gedicht, maar het ging de "Nederlandse Maatschappij..." toch niet naar den vleze. Het bestuur bestond uit in Londen woonachtigde rechtskundigen, die van de landbouw geen verstand hadden en als manager trad een engelsman op, die de juiste methode van goed boeren nog niet had ontdekt. De zaak sukkelde voort totdat bij de stormvloed van 12 maart 1906 de dijken van de "Engelse polders", zoals zij toen ook wel genoemd werden, het begaven. De zeedijk van de Eerste Bathpolder brak toen op twee, die van de Tweede Bathpolder op niet minder dan zes plaatsen door. Een combinatie van een zestal personen uit Goes en omgeving trachtte toen het bezit der engelsen in Nederlandse handen te krijgen. Voor de som van f 100.000,- werd de combinatie eigenares van alle bezittingen der engelse maatschappij. Toen het voor een nieuwe exploitatie der polders benodigde kapitaal, groot f 600.000 geheel werd geplaatst, was het mogelijk om op 7 februari 1907 de akte van oprichting der N.V. Landbouwmaatschappij De Bathpolders te Goes te passeren. Weliswaar waren de beide polders op 15 augustus 1906 weer geheel ingedijkt, de invloed van de zoutschade zou nog lang merkbaar zijns pas na 1918 had de grond haar normaal opbrengend vermogen herwonnen. In 1911 werd de noordelijke dijk van het waterschap nog zwaar gehavend, wat versterking van de buitenberm met een betonglooiing volgens het "sijsteem de Muralt" noodzakelijk maakte. Doordat tot 1930 de administratie niet alleen gevoerd werd door de ontvangergriffier, maar ook de dijkgraaf stukken onder zijn berusting had, ontstonden in de archieven der beide Bathpolders, welke sedert 1 mei 1942 tot één waterschap samengevoegd zijn, parallelreeksen, welke later samengebracht aan de archieven van deze polders een enigszins geleed karakter verlenen. De omstandigheid dat de directie van de N.V. en van het waterschapsbestuur door dezelfde persoon werden gevoerd en ook de belangen van de N.V. en die van het waterschap zeer nauw met elkaar waren verwezen, zodat men zich ook niet diepgaand behoefde te beraden over de vraag ten laste van welk lichaam de uitgaven behoorden te worden gebracht, temeer daar alle waterschapsuitgaven moesten worden betaald door de landbouwmaatschappij als enige schotplichtige ingeland, leidde ertoe dat bij schrijven van de Gedeputeerde Staten van Zeeland d.d. 20/28 januari 1941 nr. III, 2e afd. aan het waterschap ontheffing werd verleend van de plicht een begroting op te maken Archief van het waterschap De brede watering van Zuid-Beveland, dossier nr. -.1.314: Nota inzake het door de directie van de N.V. Landbouwmaatschappij De Bathpolders ingediende bezwaarschrift tegen de aan de N.V. opgelegde aanslagen in het dijkgeschot, 1961 nov. 22; zie ook inv. nr. 22. . Toch vinden we voor het d ienstjaar 1948/49 nog een begroting en tot dat zelfde dienstjaar nog rekeningen, na die tijd niet meer. De voor het waterschap bestemde nota's werden gesteld ten name van de N.V. Voor het dienstjaar 1951/52 zijn voor het laatst door de dijkgraaf getekende mandaten uitgeschreven, waaraan echter geen bijlagen waren gehecht, daar deze een onderdeel vormen van de administratie van de landbouwmaatschappij Archief van het waterschap De brede watering van Zuid-Beveland, dossier nr. -.1.314: Nota inzake het door de directie van de N.V. Landbouwmaatschappij De Bathpolders ingediende bezwaarschrift tegen de aan de N.V. opgelegde aanslagen in het dijkgeschot, 1961 nov. 22; zie ook inv. nr. 22. . In de administratie van de landbouwmaatschappij werd de debiteurenrekening "waterschap" bijgehouden, die voor alle ten behoeve van het waterschap gedane betalingen werd gedebiteerd en voor de ten bate van het Waterschap ontvangen bedragen werd gecrediteerd. Het nadelig verschil werd aangemerkt als dijkgeschot ten laste van de enige betalende ingeland, de N.V. Landbouwmaatschappij De Bathpolders. Met het aldus berekende dijkgeschot werd de debiteurenrekening "waterschap" gecrediteerd Archief van het waterschap De brede watering van Zuid-Beveland, dossier nr. -.1.314: Nota inzake het door de directie van de N.V. Landbouwmaatschappij De Bathpolders ingediende bezwaarschrift tegen de aan de N.V. opgelegde aanslagen in het dijkgeschot, 1961 nov. 22; zie ook inv. nr. 22. . In het archief van het waterschap ontbreken de kohieren van het dijkgeschot na het dienstjaar 1909/10 dan ook geheel. In het archief van de N.V. bevinden zich ook de afzonderlijke debiteurenrekeningen voor de kapitaalwerken van het waterschap. De rekeningen werden gedebiteerd voor de gedane uitgaven en gecrediteerd voor de rijkssubsidies en de opbrengsten van geldleningen, welke door de N.V. werden ontvangen. De geldleningen werden aangegaan ten laste van het waterschap; de opbrengst werd gestort in de kas van de N.V. en aangemerkt als dekkingsmiddel van de ten behoeve van het waterschap betaalde kapitaalsuitgaven Archief van het waterschap De brede watering van Zuid-Beveland, dossier nr. -.1.314: Nota inzake het door de directie van de N.V. Landbouwmaatschappij De Bathpolders ingediende bezwaarschrift tegen de aan de N.V. opgelegde aanslagen in het dijkgeschot, 1961 nov. 22; zie ook inv. nr. 22. . Voor deze en soortgelijke bescheiden zie men dus het archief van de N.V. Landbouwmaatschappij De Bathpolders. Het bestuur van het waterschap werd in het kader van de polderconcentratie op Zuid-Beveland per 1 januari 1959 opgeheven, op welke datum het nieuwe waterschap De brede watering van Zuid-Beveland in werking trad. Toch loopt het archief nog ná 1958 door, doordat het bestuur in de loop van 1959 de lopende zaken afwikkelde.

Organisatie
Collectie
  • Archieven Zeeuws Archief
Type
  • Archief
Identificatienummer van Zeeuws Archief
  • 3112
Trefwoorden
  • Verkeer en Waterstaat
Disclaimer over kwetsend taalgebruik

Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer

Ontvang onze nieuwsbrief
De Oorlogsbronnen.nl nieuwsbrief bevat een overzicht van de meest interessante en relevante onderwerpen, artikelen en bronnen van dit moment.
WO2NETMinisterie van volksgezondheid, welzijn en sportVFonds
Contact

Vijzelstraat 32
1017 HL Amsterdam

info@oorlogsbronnen.nlPers en media
Deze website is bekroond met:Deze website is bekroond met 3 DIA awardsDeze website is bekroond met 4 Lovie awards