Al te Kleinpolder, 1841-1948
Inleiding Op 29 maart 1670 werd door de Staten van Zeeland octrooi verleend aan de ambachtsheren van Kats om 22 gemeten schorren te bedijken. Dit stukje grond aan de oostkant van Noord-Beveland kreeg in de vorige eeuw de stroomaanval van het Engelse vaarwater te verduren. Bij de calamiteus-verklaring van de Leendert Abrahampolder (K.B. van 5 februari 1883) werd een waterschap opgericht, waartoe ook Al te Kleinpolder behoorde. Omstreeks 1900 gaat men reeds voor het behoud van het poldertje vrezen, er vonden verschillende oeverafschuivingen plaats. De peilrapporten zijn er om te bewijzen dat de stroom zich steeds meer naar de dijk verlegde. De gevolgen van de oever- en dijkval van 10 januari 1939 waren zo ruïneus, dat van het herstel van de schade, wegens de hoge kosten werd afgezien en de achterliggende gronden werden prijsgegeven. In de winter van 1943/44 werd het poldertje verscheiden malen overstroomd, zodat men om opheffing verzocht. Op 1 mei 1947 werd geacht de opheffing te zijn ingegaan, vastgesteld bij het besluit van de Staten van Zeeland van 29 juli 1947 en goedgekeurd bij K.B. van 6 november 1947 nr. 19. In maart 1948 werd op aanschrijving van het Provinciaal bestuur het archief van de opgeheven polder door de ontvangergriffier aan het Rijksarchief in Zeeland overgedragen en aldaar geïnventariseerd. In maart 1970 werd het archief door het Rijksarchief overgedragen aan het waterschap Noord-Beveland. Een nieuwe inventaris was noodzakelijk in verband met de bij te voegen stukken en het maken van een kaartenlijst. Literatuur. M.P. de Bruin. Inventaris van het archief van de Al te Kleinpolder. Gebundelde inventarissen, deel I, 1962, blz. 13-17.
- Archieven Zeeuws Archief
- Archief
- 3211
- Verkeer en Waterstaat
Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer