Nieuwe-Annex-Stavenissepolder, 1830-1959
Inleiding Toen in 1599 het verloren gegane Stavenisse werd herbedijkt moest aan de zuidoostzijde een grote inham buitendijks blijven liggen als restant van de geulen de Kamer en de Hals naar de Oosterschelde. Na rijping der schorren in dit gebied kon gedacht worden aan bedijking en in 1714 werd voor het eerst octrooi daartoe aangevraagd door Carel Philips, graaf van Flodorff en Wartensleben. Hoewel het octrooi reeds op 3 mei van dat jaar werd verleend en tevens verschillende ontheffingen in verband daarmede, kwam het toen nog niet tot bedijking. In de volgende jaren hebben zich kennelijk moeilijkheden voorgedaan tussen verschillende rechthebbenden, zodat de Staten van Zeeland hun beslissing lange tijd aanhielden. Gedurende een aantal jaren bleven de bedijkingsplannen liggen en eerst in 1730 werd door Jacobus van Ysselstein namens de eigenaren opnieuw octrooi tot bedijking verzocht, hetgeen werd verleend onder toekenning van verschillende vrijdommen gedurende een periode van 15 tot 21 jaren. De bedijking vond plaats in 1731 en besloeg ca. 127 ha. De te leggen zeedijk had een lengte van 2126 meter en belangrijke kreken of geulen waren daarbij niet af te sluiten. Gedurende ruim twee eeuwen sedert het ontstaan van de Nieuw-Annex-Stavenissepolder deden zich geen ernstige rampen daaraan voor. De Stormvloed van 1 februari 1953 evenwel sloeg drie gaten in de zeedijk waardoor de polder inundeerde. Niet eerder dan op 1 april waren deze stroomgaten gedicht. Gedurende de daarop volgende herverkavelingswerkzaamheden werd de binnendijk tussen de Nieuw-Annex-Stavenissepolder en het achterliggende gebied van Stavenisse afgegraven, waardoor alle polders in die omgeving (met uitzondering van de Margarethapolder) binnen één dijk werden verenigd. De suatie van de polder vond steeds plaats op Stavenisse via een stenen duiker tegenover de voormalige Kamer. Sedert 1959 behoort ook deze polder tot het bemalingsgebied van het gemaal "De Noord" bij St. Maartensdijk. De Nieuw-Annex-Stavenissepolder had steeds een eigen beheer, waaraan met de polderconcentratie op 1 januari 1959 een einde kwam. Lit. A. Hollestelle - Geschied- en waterstaatkundige beschrijving van de waterschappen en polders in het eiland Tholen, 1919, blz. 300-305. M.H. Wilderom-Tussen afsluitdammen en deltadijken, deel II, 1964, blz. 131-132, 201-202.
- Archieven Zeeuws Archief
- Archief
- 3417
- Verkeer en Waterstaat
Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer