Stichting Fonds Stoutenburgh-de Jonge te Zierikzee, 1679-2001
Inleiding Door het echtpaar Daniel Anthonisse Stoutenburgh en Johanna Jans de Jonge werd een familiefonds in het leven geroepen om 'arme vrunden uyt haer beijder lijven gesproten' te ondersteunen. De aanduiding 'vrunden' betekent familie en voor hun nazaten was het fonds dan ook bedoeld. Voor dit doel werd een erfrente van 112 Vlaamse ponden (672 gulden) bestemd. Daniël Stoutenburgh (Brouwershaven 1565-Zierikzee 25 oktober 1613) was lakenkoper en woonde met zijn gezin in een pand aan de noordzijde van de Oude Haven (thans Havenplein 3). Stoutenburgh was lid van de raad van de stad Zierikzee vanaf 1604 tot zijn overlijden. Voorts was hij regent van het Heilige Geesthuis van 1593-1595. In 1613 werd hij benoemd tot kerkmeester en weesmeester. Beide functies bekleedde hij slechts kort vanwege zijn overlijden in dat jaar. In 1589 (ondertrouw Zierikzee 4 juni 1589) was hij in het huwelijk getreden met Johanna de Jonge (Zierikzee 1570-Zierikzee 27 mei 1648). Zij was de dochter van Jan Anthonisse de Jonge, heer van Haamstede, Oosterland en Sirjansland, en van diens eerste vrouw Cornelia Boense. Uit deze De Jonge stamt de adellijke familie De Jonge. Rekeningen van het fonds zijn bewaard gebleven vanaf 1679. Daaruit blijkt dat het ging om een rentebrief ten laste van de Staten van Zeeland tegen 4½ % rente. Tevens blijkt daaruit dat de administratie van het fonds werd gevoerd door een van de nazaten, die verantwoording deed aan een niet nader omschreven groep van andere nakomelingen. Deze groep bestond in 1716 uit W. Ockersse, Cornelis Ockersse, Marinus de Jonge van Campensnieuwland, Cornelis Stavenisse, Laurens de Witte van Elkerzee, A. Ockersse, Dulcia de Witte, M. van Cromstrien, Hubertus Mogge van Renesse en Marinus de Jonge. De laatste handelde, samen met Van Cromstrien, als lasthebbers van anderen. Zij namen op 17 februari van het genoemde jaar een aantal besluiten over de administratie. Het beheer zou voortaan gevoerd worden door drie vertegenwoordigers van de takken of staken uit de afstammelingen, met daaraan de ontvanger toegevoegd, die beurtelings gekozen werd uit de takken. Deze ontvanger diende in Zierikzee woonachtig te zijn en had een maximale zittingsperiode van achttien jaar. Om de zes jaar moest hij rekening en verantwoording afleggen tenzij hij binnen deze termijn uit de stad vertrok want in dat geval moest hij dat meteen doen. Bij het afleggen van deze verantwoording mochten alle nakomelingen aanwezig zijn. Uitbetalingen mochten alleen plaatsvinden ten laste van de rente aan nakomelingen na instemming van drie familieleden. Doordat gelden overbleven, konden in de loop van de achttiende eeuw obligaties worden bijgekocht. Later, in de negentiende eeuw, werden de gelden belegd in het Grootboek Nationale Schuld, de toen gebruikelijke wijze van belegging. Vanaf het eerste kwart van de twintigste eeuw werden gelden ook belegd bij de Nutsspaarbank en in effecten vanwege het hogere rendement. Om de nakomelingen inzichtelijk te maken, werd door de gemeentearchivaris van Zierikzee, P.D. de Vos, een parenteel samengesteld, die later werd voortgezet door jhr. H. de Brauw. P.D. de Vos, ‘De vroedschap van Zierikzee van de tweede helft der 16de eeuw tot 1795’, Zierikzee 1931, 148-151, 239-241.
- Archieven Zeeuws Archief
- Archief
- 5604
- Families en Personen
Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer