In mei 1941 kwam er in Haarlem een afdeling van de Joodsche Raad voor de provincie Noord-Holland, met uitzondering van Amsterdam. Opperrabbijn Philip Frank werd de vertegenwoordiger voor deze Joodsche Raad. Het opperrabbinaat van Noord-Holland was in 1936 in Haarlem gevestigd. Als reactie op de deelname van Haarlem aan de Februaristaking van 1941 kwam er een NSB-burgemeester in Haarlem. Begin 1942 werden de anti-Joodse maatregelen opgevoerd en de deportaties begonnen op 23 augustus 1942. Op 30 januari 1943 werd een Duitse soldaat in Haarlem doodgeschoten. De volgende dag werden als represaille 100 gijzelaars opgepakt waaronder opperrabbijn Frank, B.J. Chapon, voorzitter van de Joodse gemeente en Herbert Drilsma, secretaris van de Haarlemse afdeling van de Joodsche Raad. Zij werden met 7 anderen op 2 februari gefusilleerd. Hiermee kwam een eind aan de Joodsche Raad van Haarlem.