Aart Pieter van der Sijde

SIJDE van der (Aart Pieter), geboren te Schiedam op 17 juni 1922, aan boord van een woonschip. In februari 1939 verhuist hij met zijn ouders naar Rotterdam. Daar woont hij in 1944 mogelijk nog in de Rotterdamse wijk het Nieuwe Westen, op het adres Passarelstraat 28. Bij de razzia van 11 november 1944 wordt Aart opgepakt, hij is dan 22 jaar. Nog dezelfde avond wordt hij in een groep van ongeveer 200 mannen weggevoerd, vermoedelijk vanaf Station Rotterdam-Zuid (naast het Feijenoord stadion) in een volgestouwde goederentrein (veewagen). Het is pikdonker in de wagon en dat leidt tot nogal wat ongemakken. Na een reis van 5 dagen en nachten, via onder meer Amsterdam, Haarlem en Weesp, komen de mannen in de vroege nacht van 16 op 17 november 1944 aan in Blankenheim, dat zo’n 90 km ten westen van Koblenz ligt. Het is er koud en er ligt sneeuw. Het Gemeinschaftslager, dichtbij het station, is afgezet met prikkeldraad. Vanaf september 1944 is het Lager voor alle gebruik ongeschikt verklaard, vanwege een besmettelijke ziekte die er geheerst had. Toch wil men de mannen daarin onderbrengen. De barakken zitten vol met wandluizen en het is er een grote troep. De mannen weigeren daarin te slapen en gebruiken voor zo’n vijf weken de eetzaal als slaapplaats. Al snel vernemen zij dat een jonge wachtmeester van de politie gestorven is aan difterie, ook zijn er 30 tbc-patiënten in de groep. Het werk is zwaar: rails sjouwen, bielsen dragen en meer van dat soort werk. Aart maakt deel uit van een groep van zo’n 20 mannen die op 11 december 1944 wordt overgebracht naar het noordelijk gelegen Euskirchen. Vermoedelijk bereikt Aart in mei/juni 1945 veilig Rotterdam. Hij trouwt in 1951 en wordt daarna vader. Met zijn gezin verhuist Aart naar het noorden van het land. Op 9 november 2009 overlijdt hij in Groningen, 87 jaar oud.

Bron: Stadsarchief Rotterdam