Karel Johannes Hobbelen

Ook bekend als: Karel

Hobbelen diende bij het Koninklijk Nederlands Indisch Leger (KNIL) als militie soldaat. Hij werd krijgsgevangen gemaakt en ging op transport met het schip de Harugiku Maru. Het schip werd getorpedeerd nabij Sumatra, Straat van Malakka door een Engelse onderzeeboot.

Bron: Vereniging Scouting Nederland

Karel wordt geboren op 12 november 1912 in Tilburg als zoon van Joseph Hobbelen en Arnolda Bekkers. Vermoedelijk reist het gezin vanwege de hoge werkloosheid als gevolg van de economische depressie af naar Nederlands-Indië om werk te vinden. De familie Hobbelen komt dan vermoedelijk ook terecht in Medan op Sumatra, waar Karel als straatveger aan de slag gaat. Op 8 december 1941, een dag na de aanval op Pearl Harbor, verklaart de Nederlandse regering vanuit Londen Japan de oorlog. De Japanners grijpen dit aan om Nederlands-Indië direct binnen te vallen. Vanwege zijn natuurlijke oliebronnen en geostrategische ligging is de Nederlandse kolonie een van de belangrijkste doelen geworden om Oost-Azië te kunnen overheersen. Tegen deze achtergrond wordt Karel als milicien ingelijfd bij het KNIL en als sergeant ingezet voor de verdediging van Sumatra. Na een veldtocht van drie maanden hebben de Japanners de belangrijkste strategische punten in de archipel ingenomen. Het KNIL biedt weerstand, maar wordt ernstig gehinderd door besluiteloosheid aan de top en miscommunicatie en capituleert op 8 maart 1942 in Bandoeng. Legercommandant Hein ter Poorten geeft de KNIL-eenheden die zich niet op Java bevinden echter onderhands de opdracht de capitulatie te negeren en de strijd tegen de Japanners onverminderd voort te zetten. Ook in Noord-Sumatra wordt dan nog felle tegenstand geboden. Zo duurt het nog tot 28 maart voordat Karel aan de oostkust van Sumatra krijgsgevangen wordt genomen en wordt afgevoerd naar de kampen op Malaya (het vasteland van hedendaags Maleisië) en terug op Sumatra. Op 25 juni 1944 wordt Karel met 1173 Nederlandse, Engelse en Australische krijgsgevangenen aan boord gebracht van het gevangenentransportschip Harugiku Maru 4, eerder de Van Waerwijck van de Koninklijke Paketvaart Maatschappij. Vanuit de kampen in Noord-Sumatra worden ze die dag in konvooi via Straat Malakka zuidwaarts getransporteerd voor dwangarbeid aan de Pakanbaroe-spoorlijn. In de middag van de 26e, dichter onder de kust vaart, wordt het schip getroffen door twee torpedo’s van Britse onderzeeër HMS Truculent. De Harugiku Maru breekt door de inslagen in tweeën en zinkt binnen enkele minuten, met 178 doden tot gevolg, onder wie 113 Nederlanders. Van het konvooi worden verder nog een tanker en een korvette tot zinken gebracht. De overlevenden worden opgepikt en naar Singapore gebracht, waar nog eens 22 opvarenden later zouden bezwijken door opgelopen verwondingen, longontsteking en uitputting. Karel is een van de 178 slachtoffers die de scheepsramp niet heeft overleefd. Hij is 31 jaar geworden. Een jaar later zou ook zijn vader om het leven komen als slachtoffer van de Japanse bezetting. Hij bezwijkt als geïnterneerd burger in het kamp van Sirengorengo in Sumatra, op 60-jarige leeftijd.

Bron: Brabantse Gesneuvelden