Groote Westeindsche polder, 1640-1978
Op 16 november 1641 namen dijkgraaf en hoogheemraden van Rijnland een besluit waarbij negen kleine poldertjes onder Stompwijk en Zoeterwoude, die elk hun eigen bemaling en waterkering hadden, werden samengevoegd tot een groter geheel: de Westeijndsche of Westender polder. Het betrof de Baersdorppolder [bij het Papemeer], de Oude Pieterspolder in de buurt van de kerk [Loeteveld], de Oude Schoutspolder [zuidwest], de Jan Coolenspolder [ten oosten], de Maerten Peetspolder, de Sionspolder [bij de molen], de Marie Claespolder [ten zuidwesten daarvan], de Goopolder [zuidwest], en de Coentjespolder. De samenvoeging ging niet helemaal zonder slag of stoot. De ingelanden van de Coentjespolder verzetten zich ertegen, zich beroepend op een in die polder gemaakte overeenkomst van 22 december 1621. Dijkgraaf en hoogheemraden bemiddelden, waarna de samenvoeging op genoemde datum toch een feit werd. De grens van de polder werd gevormd door de Meerburgerwatering in het noordwesten, de Lange Miening en het Watertje van Zoeterwoude in het noordoosten, de Korte Miening en de Stompwijkse vaart in het zuidoosten en de Wezensloot in het zuidwesten. In de jaren 1853 tot 1883 werd het zuidwestelijk deel van de polder verveend en drooggemaakt. Het drooggemaakte deel ging als zelfstandige polder verder onder de naam Kleine Westeindsche Veen- en Droogmakerij. Er werd een nieuwe watergang gegraven tussen de Meerburgerwatering en de Stompwijkse vaart, de Nieuwe vaart geheten. Deze watergang vormde de grens met de Westender polder, die vanaf dat het ontstaan van de nieuwe droogmakerij de Grote Westeindsche polder genoemd werd. Per 1 januari 1979 werd de polder opgeheven als zelfstandig orgaan en opgenomen in het waterschap De Ommedijck.
- Groote Westeindsche polder
- Hoogheemraadschap van Rijnland
- Archief
- Archief 2.4.5
Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer