Willem van der Wal: Brieven met bijlagen (handgeschreven tekst op losse velletjes papier)
De auteur komt uit Vreeswijk en heeft net de slagersvakschool afgemaakt. Hij wordt opgeroepen voor arbeid in Duitsland en gaat werken bij de AEG-fabrieken in Henningsdorf bij Berlijn. Vandaar begint hij een lange reeks brieven aan zijn vriendin, die in Amsterdam een betrekking heeft als dienstmeisje. In Henningsdorf worden ze ondergebracht in barakken. Het leven is saai, hij vindt het eten slecht, er is vaak koolsoep. Hij hoeft niet hard te werken. In de fabriek werken allerlei nationaliteiten. In het kamp wordt gestolen en hij moet goed op zijn spullen letten. Hij vraagt zijn vriendin in zijn brieven om pakjes en sigaretten en vooral om zijn brieven te beantwoorden. Hij maakt extra eten en repareert zijn kleren. Er zijn luizen. Hij schrijft veel over het slechte voedsel. Zondags gaat hij naar de kerk. Voor het huwlijk van zijn broer krijgt hij verlof, waarna hij niet terugkeert naar Duitsland. Hij gaat varen op verschillende vrachtboten op de Rijn en komt langs bergen, kastelen, ruines en verschillende steden. Het eten is meestal goed, het leven bevalt hem. Hij leeft op bonnen. Hij ziet ook verwoeste steden. Aan wal gaat hij naar de bioscoop of naar een café. Aan boord is hij afwisselend kok, matroos of stoker. April 1944 wordt hij overgeplaatst naar een klein schip. Hij is ontevreden over de behuizing en het zware werk. Hij moet als enige hulp veel sturen en afmeren, wat hem niet lukt. Hij wordt stoker op een ander schip. Soms gaat hij van boord om voedsel te zoeken of de kerk te bezoeken. Hij werkt ook tijdelijk aan de wal bij een boer, waar hij onderdak krijgt en goed te eten heeft. N.B. De bijlagen zijn uit een latere periode (o.a. enkele brieven van een pastoor uit Remagen, waaruit blijkt dat deze hem de laatste maanden onderdak verleende). De auteur komt uit Vreeswijk en heeft net de slagersvakschool afgemaakt. Hij wordt opgeroepen voor arbeid in Duitsland en gaat werken bij de AEG-fabrieken in Henningsdorf bij Berlijn. Vandaar begint hij een lange reeks brieven aan zijn vriendin, die in Amsterdam een betrekking heeft als dienstmeisje. In Henningsdorf worden ze ondergebracht in barakken. Het leven is saai, hij vindt het eten slecht, er is vaak koolsoep. Hij hoeft niet hard te werken. In de fabriek werken allerlei nationaliteiten. In het kamp wordt gestolen en hij moet goed op zijn spullen letten. Hij vraagt zijn vriendin in zijn brieven om pakjes en sigaretten en vooral om zijn brieven te beantwoorden. Hij maakt extra eten en repareert zijn kleren. Er zijn luizen. Hij schrijft veel over het slechte voedsel. Zondags gaat hij naar de kerk. Voor het huwlijk van zijn broer krijgt hij verlof, waarna hij niet terugkeert naar Duitsland. Hij gaat varen op verschillende vrachtboten op de Rijn en komt langs bergen, kastelen, ruines en verschillende steden. Het eten is meestal goed, het leven bevalt hem. Hij leeft op bonnen. Hij ziet ook verwoeste steden. Aan wal gaat hij naar de bioscoop of naar een café. Aan boord is hij afwisselend kok, matroos of stoker. April 1944 wordt hij overgeplaatst naar een klein schip. Hij is ontevreden over de behuizing en het zware werk. Hij moet als enige hulp veel sturen en afmeren, wat hem niet lukt. Hij wordt stoker op een ander schip. Soms gaat hij van boord om voedsel te zoeken of de kerk te bezoeken. Hij werkt ook tijdelijk aan de wal bij een boer, waar hij onderdak krijgt en goed te eten heeft. N.B. De bijlagen zijn uit een latere periode (o.a. enkele brieven van een pastoor uit Remagen, waaruit blijkt dat deze hem de laatste maanden onderdak verleende).
- Collectie 244: Europese dagboeken en egodocumenten
- Brieven met bijlagen (handgeschreven tekst op losse velletjes papier)
- 1467
Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer