K. Bais: Transcriptie van een dagboek (getypte A4-vellen)
Kees Bais is ongeveer twintig als hij in 1943 verblijft in een werkkamp in Chemnitz, Duitsland. Zijn dagboeknotities uit de jaren 1943-1945 geven een goede impressie van zijn belevenissen gedurende de laatste twee jaar van de oorlog. En tevens een intieme blik op het gevoelsleven van een christelijk opgevoede jongeman die hunkert naar vrijheid en het begin van het "echte" leven. De in Apeldoorn geboren Kees mist vooral zijn in Den Haag wonende, alleenstaande moeder. Onduidelijk is bij welk bedrijf hij is tewerkgesteld, maar in de fabriek worden lange dagen gemaakt, zeker vanaf september 1944: ‘We werken 60 uur per week, van kwart voor zeven tot 10 uur ’s avonds. Een lange ruk. Er wordt de laatste tijd weinig uitgevoerd. We vermaken ons met vraag- en antwoordspelletjes, verdrijven de tijd met brieven schrijven.’ In zijn vrije tijd bezoekt hij met zijn vriend Miel concerten in een nabijgelegen kerk, en een café waar hij regelmatig piano speelt. Vanaf september 1944 moet de fabriek echter steeds vaker worden ontruimd: ‘Gisteren werd er alarm geblazen om half twaalf. Bommen. Iedereen wilde de schuilkelder in. Maar allen tegelijk is onmogelijk. De voorsten vielen, de anderen liepen er overheen. Om ons heen was de hel losgebroken. Ik viel ook, over anderen heen. Worstelde om overeind te komen. Onmogelijk, de druk van vele mensenlichamen drukte me klem op de treden van de trap. Het gegil en gekrijs ging verloren in het gedonder van ontploffende bommen. Met bovenmenselijke inspanning lukte het me te staan. Ik zag gezichten vertrokken van angst. Nog steeds was de ingang versperd, dus begon ik naar het midden te dringen, om anderen een plaatsje te ruimen. Nog steeds regende het bommen. Een reusachtig geruis kondigde een nieuwe lading aan.’ Zo’n vijfenveertig jaar na de bevrijding maakt Bais van zijn eigen dagboeknotities deze transcriptie. Kees Bais is ongeveer twintig als hij in 1943 verblijft in een werkkamp in Chemnitz, Duitsland. Zijn dagboeknotities uit de jaren 1943-1945 geven een goede impressie van zijn belevenissen gedurende de laatste twee jaar van de oorlog. En tevens een intieme blik op het gevoelsleven van een christelijk opgevoede jongeman die hunkert naar vrijheid en het begin van het "echte" leven. De in Apeldoorn geboren Kees mist vooral zijn in Den Haag wonende, alleenstaande moeder. Onduidelijk is bij welk bedrijf hij is tewerkgesteld, maar in de fabriek worden lange dagen gemaakt, zeker vanaf september 1944: ‘We werken 60 uur per week, van kwart voor zeven tot 10 uur ’s avonds. Een lange ruk. Er wordt de laatste tijd weinig uitgevoerd. We vermaken ons met vraag- en antwoordspelletjes, verdrijven de tijd met brieven schrijven.’ In zijn vrije tijd bezoekt hij met zijn vriend Miel concerten in een nabijgelegen kerk, en een café waar hij regelmatig piano speelt. Vanaf september 1944 moet de fabriek echter steeds vaker worden ontruimd: ‘Gisteren werd er alarm geblazen om half twaalf. Bommen. Iedereen wilde de schuilkelder in. Maar allen tegelijk is onmogelijk. De voorsten vielen, de anderen liepen er overheen. Om ons heen was de hel losgebroken. Ik viel ook, over anderen heen. Worstelde om overeind te komen. Onmogelijk, de druk van vele mensenlichamen drukte me klem op de treden van de trap. Het gegil en gekrijs ging verloren in het gedonder van ontploffende bommen. Met bovenmenselijke inspanning lukte het me te staan. Ik zag gezichten vertrokken van angst. Nog steeds was de ingang versperd, dus begon ik naar het midden te dringen, om anderen een plaatsje te ruimen. Nog steeds regende het bommen. Een reusachtig geruis kondigde een nieuwe lading aan.’ Zo’n vijfenveertig jaar na de bevrijding maakt Bais van zijn eigen dagboeknotities deze transcriptie.
- Collectie 244: Europese dagboeken en egodocumenten
- Transcriptie van een dagboek (getypte A4-vellen)
- 1962
Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer
