(0003-01) Evangelisch-Lutherse gemeente
Beperking openbaarheid: Archiefbescheiden van de Evangelisch-Lutherse Gemeente jonger dan 30 jaar en de persoonlijke levenssfeer rakende bescheiden jonger dan 75 jaren voor derden slechts toegankelijk zijn met machtiging van het kerkbestuur van de Evangelisch-Lutherse Gemeente. De Evangelisch-Lutherse Gemeente in Den Haag na 1980: In de inleiding van de inventaris van het archief van de Evangelisch-Lutherse Gemeente te 's-Gravenhage over de periode 1612-1981 is uitgebreid de geschiedenis van de gemeente tot 1980 beschreven. In deze inleiding zullen in het kort de veranderingen in de laatste decennia worden behandeld. Sedert de jaren tachtig is op lokaal en landelijk niveau uitgebreid overleg gevoerd tussen protestantse kerken die voortkwamen uit de Reformatie om te komen tot nauwere samenwerking. In 1986 besloten de hervormde en gereformeerde synodes 'in staat van hereniging' te zijn en gingen werk maken van een nieuwe kerk. In 1990 sloten bovendien de lutheranen zich bij dit zogenaamde Samen-op-Weg-proces aan. Belangrijkste was dat er een nieuwe kerkorde moest komen, waarin zou komen te staan hoe de nieuwe kerk zou moeten worden ingericht. De plaatselijke kerken werden bij het opstellen van de nieuwe kerkorde intensief betrokken. In juni 2003 zijn de laatste onderdelen van de kerkorde vastgesteld. Op 12 december van datzelfde jaar namen de kerken definitief het besluit om over te gaan tot de vorming van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN), per 1 mei 2004.Binnen de nieuwe kerkorde staat de plaatselijke gemeente centraal. De verschillen tussen hervormde, gereformeerde en lutherse gemeenten hebben ertoe geleid dat zij niet overal konden of wilden samengaan in een plaatselijke protestantse gemeente. In Den Haag is de Evangelisch-Lutherse Gemeente zelfstandig gebleven binnen de Protestantse Kerk in Nederland. Literatuur: Zie ook de catalogus van de bibliotheek van het Haags Gemeentearchief.F.J. Domela Nieuwenhuis; Geschiedenis der Evangeliesch Luthersche gemeente te 's-Gravenhage, Amsterdam 1854.Gedenkbladen ter herinnering aan de feestelijke herdenking van het 300-jarig bestaan der Evangelisch-Luthersche Gemeente te 's-Gravenhage en van het 150-jarig bestaan van haar kerkgebouw op 13 en 17 december 1911, ['s-Gravenhage 1911]A. Mulder; De Evangelisch-Luthersche Gemeente te 's-Gravenhage en haar kerkgebouw, in: Jaarboek Die Haghe 1913.De Evangelisch-Lutherse kerk te 's-Gravenhage door de eeuwen heen. Uitgave ter gelegenheid van het 450-jarig jubileum van de Augsburgse Confessie, 's-Gravenhage 1980.P. Estié; De stichting van een kerkgenootschap Ontstaan en aanvaarding van het algemeen reglement van 1818 voor het bestuur der Evangelisch-Lutherse kerk in het Koninkrijk der Nederlanden, dissertatie Amsterdam 1982 (m.n. blz. 145-158).Ch. Dumas (red.), Waar Hagenaars kerkten, 's-Gravenhage 1983 (blz. 105-110).C.Ch.G. de Visser, De Lutheranen in Nederland tussen katholicisme en calvinisme 1566 tot heden, Dieren 1983 (en de daarin aangehaalde literatuur). Gedeponeerde archieven: Tijdens de inventarisatie van het archief werd in de kerk een achttal archieven van kleine instellingen, die aan de Evangelisch-Lutherse Gemeente te 's-Gravenhage zijn gelieerd, aangetroffen. De gedeponeerde archieven zijn ook in deze inventaris beschreven. Het betreft de archieven van: de Stichting Evangelisch-Luthers Tehuis Voor Ouderen; de Lutherse Dameskring West; de Luthergroep Den Haag (scoutinggroep); het Kerkkoor Maarten Luther; de Lutherse Jongerengroep, de Meisjeskrans Tabitha; Lutherse Dameskrans Lydia; de Vereniging Maarten Luther. De Vereniging Maarten Luther vereniging was van 1916 tot 1987 actief binnen de Evangelisch-Lutherse Gemeente te 's-Gravenhage. In deze vereniging waren de rechtzinnige Haagse Lutheranen georganiseerd. De rechtzinnige lidmaten had een eigen kapel aan de Haverschmidtstraat 57 in Den Haag. Na de Tweede Wereldoorlog liep het ledental sterk terug, daarom werd besloten de kapel aan het einde van de jaren zeventig te verkopen. De vereniging is in 1987 opgeheven. Geschiedenis van de archieven en verantwoording van de inventarisatie: Het zeer rijke archief van de Lutherse gemeente is voor het grootste gedeelte bewaard gebleven. Dit is o.a. te danken aan het feit dat het archief behalve in het wees- en oude liedenhuis, in de loop der eeuwen voortdurend in de gebouwen aan de Lutherse Burgwal bewaard is.Al in 1631 werd besloten dat de aftredende ouderlingen en diakenen binnen 14 dagen rekening en verantwoording aan hun opvolgers moesten afleggen en het zilver, de boeken en schriften ed "zoals opgetekend in het kleine kerkeboek" moesten overdragen. In 1646 wordt de predikant verzocht "protocol te houden" in navolging van ds. Magnus, de predikant die in 1624 de gemeente organiseerde. Helaas is dit oudste protocol (in het Duits) niet bewaard gebleven. Er zijn nog wel een uittreksel en een afschrift van overgeleverd (nrs 1-2). In maart 1684 besloot de kerkeraad namelijk dat "het wigtigste" uit het protocol vertaald moest worden maar dat het bestaande van kracht bleef en voortgezet zou worden. De diaken Valentijn Michiel nam deze taak op zich. In 1693 wordt de diaken Paul van Pockensee bedankt voor het overzetten van het protocol van het Hoogduits in het Nederduits en voor het in een apart boek kopiëren van alle brieven en antwoorden "de consistorie aangaande". Op 28 juni 1693 werd ook (nogmaals?) vastgelegd dat de secretaris het protocol en de kopieën van uitgaande brieven moest bijhouden. Het brievenboek van 1693 is helaas verloren gegaan. Daarentegen zijn de financiële registers en de eigendomsbewijzen vanaf het begin bewaard gebleven Kenmerkend voor een zorgvuldige bewaring is dat het oudste stuk uit het archief dateert uit 1612, een jaar na de beroeping van de eerste predikant. In de jaren dertig van de 18e eeuw wordt herhaaldelijk de lias in de kast van de secretaris vermeld, als het gaat om de bergplaats van de ingekomen stukken. In 1773 werd besloten de lidmatenboeken te kopiëren; de doopboeken werden al langer dubbel bijgehouden. Uit 1795 tenslotte is een lijst bewaard gebleven van in de kasten aanwezige archiefstukken (zie bijlage III).Uiteraard ontbreken er meer min of meer opvallende stukken uit het archief: het octrooi voor de oprichting van het weeshuis uit 1733, de algemene registers van inkomsten en uitgaven voor 1714 en de boekhouding van het weeshuis voor 1860. Ook ontbreekt een exemplaar van het bestek voor de bouw van de kerk uit 1759/1761, hetgeen zeker gedrukt was en dus in meervoud aanwezig moet zijn geweest. De ontbrekende gegevens zijn echter met enige moeite nog wel uit de overgeleverde bescheiden te reconstrueren.Blijkens nog aanwezige etiketten op sommige archiefstukken, is het archief in de 19e eeuw in ieder geval verpakt en wellicht beschreven. Het hoogste nummer dat nu nog werd aangetroffen is 227, oftewel minimaal 227 afzonderlijke pakketten en delen. In De Navorscher van 1900 (blz. 554) wordt verwezen naar de stukken afkomstig van de familie Van Veen (nr 496***) "sub no 77", waarvan overigens het verband met de archieven tot nu toe niet is aangetoond.In 1911 deed W. baron Snouckaert van Schouburg een inventaris van de bij de kerk berustende archieven het licht zien. Niet zozeer zijn ordening als wel de beschrijving en verpakking van de stukken was van groot belang. Hierdoor werd de aandacht op het archief gevestigd en in 1922 werd dit gedeelte aan het Gemeentearchief in bewaring gegeven, waar het nu nog berust Snouckaert ordende op onderwerp en op soort stukken. In het archief zijn de sporen van zijn werkzaamheden nog aan te treffen: de correspondentie met andere Lutherse gemeenten, de stukken betreffende en afkomstig van predikanten en de stukken betreffende legaten ed zijn door hem bijeen gebracht en op alfabetische volgorde gelegd. Op de omslagen zijn vaak uitgebreide aantekeningen over de familierelaties van de verschillende personen opgenomen. Het door hem beschreven gedeelte besloeg 60 delen en portefeuilles, met de nodige a-, b-, c- enz. nummers. Bij het Gemeente archief werd het archief omgenummerd van 1-151 (met behoud van de bestaande ordening).Van de zolders van het wees- en oude liedenhuis kwam in 1934 een belangrijke aanvulling van voornamelijk 19e-eeuwse archivalia naar het Gemeentearchief. Dit gedeelte ontving voorlopig de nrs. 152-210. In 1978 werd Y. Jamin als stagiaire aan de inventarisatie gezet en juist toen de inventaris met 505 nummers gereed was, kwam er een aanvulling van zo'n 20 strekkende meter archief; tweemaal zoveel als het reeds aanwezige gedeelte. In de loop der jaren volgden nog verschillende aanvullingen om de archieven t/m 1970 compleet bij het Gemeentearchief te krijgen. In 1988 tenslotte volgden de archieven t/m 1980, met uitzondering van die van het wees- en oude liedenhuis en de Stichting Evangelisch-Luthers tehuis voor ouderen, die op 1970 bleven staan.Gezien het belang van de archieven voor de Haagse geschiedenis en de vraag van bezoekerszijde werd besloten tot het op archivistisch juiste wijze bijeenbrengen van het geïnventariseerde gedeelte en alle aanvullingen in één nieuwe inventaris. Bij de inventarisatie bleek dat verschillende Lutherse organisaties hun archieven trouw naar de kerk aan de Lutherse Burgwal hadden overgebracht, zodat de beschrijvingen hiervan eveneens in de inventaris opgenomen konden worden.Allereerst werd begonnen met het beschrijven van de aanvullingen en vervolgens werd de bestaande inventaris onder handen genomen. Het bleek dat daarin enkele cruciale fouten waren gemaakt: de aanvang van de archieven van de diaconie en de kerkrentmeesters werd op 1824 gesteld i.v.m. de invoering van het Algemeen reglement Landelijk gebeurde dit inderdaad in 1824 maar Den Haag voerde het pas in 1825 in. Dit is dan ook duidelijk aan het archief te zien. Voorts waren stukken betreffende te bedelen personen, die blijkens de oude omslagen duidelijk tot het archief van de diaconie behoorden bij het weeshuis geplaatst en was bovendien het archief van het weeshuis teruggevoerd tot 1733, het jaar van oprichting. De stukken over de periode 1733-1824 zijn echter door de kerkeraad als opperregent gevormd en behoren dus in zijn archief thuis. Het register van uitgaven van diakenen 1714-1785 bleek een algemeen register van uitgaven te zijn en sloot fraai aan op het tevens bewaard gebleven register van inkomsten over dezelfde periode in het archief van de kerkeraad. Zo waren er nog vele fouten en foutjes bij het ordenen en beschrijven gemaakt, die nu hersteld zijn. De archieven zijn geordend per archiefvormend orgaan, waarbij de kerkeraad in verschillende samenstellingen (Allergrootst, Groot en Klein) als één archiefvormer is beschouwd. Daarna zijn de archieven van de diaconie en de kerkrentmeesters beschreven, als voortkomend uit de kerkeraad Van uitvoering van de bepaling in het KB van 1823 dat de (kerkeraads) archieven m.b.t. armenzorg en financiën aan de diakenen en de kerkrentmeesters overgeleverd moesten worden is niets gebleken. De archieven van beide colleges zijn dan ook beschouwd als aangevangen in 1825. Hierna volgen de archieven van de regenten van het weeshuis en de stichting Evangelisch-Luthers tehuis voor ouderen en daarna in chronolologische volgorde de archieven van verenigingen en commissies, die bij de kerkeraad gedeponeerd zijn. Zo veel als mogelijk was is de oude orde gehandhaafd, zowel de oorspronkelijke, door de administratie aangebrachte orde, als die door Snouckaert bij zijn inventarisatie in 1911. Dit was mogelijk doordat Snouckaert geen stukken uit hun verband heeft gehaald maar slechts een verfijning in de verdeling per dossier heeft aangebracht.De archiefstukken zijn voor een ieder vrij te raadplegen, met uitzondering van stukken jonger dan 30 jaar, waarvoor de toestemming van de kerkeraad vereist is. Gaat het om stukken betreffende personen (aangegeven met een *), dan is die termijn 75 jaar na datering van de archivalia. Archief en inventarisatie: Deze inventaris bevat twee aanvullingen op de archieven van de Evangelisch-Lutherse Gemeente. De eerste aanvulling betreft de periode tot 1990 en heeft een omvang van vier strekkende meter. Dit archiefbestand is in 2000 inewaring gegeven aan het Haags Gemeentearchief. In 2005 volgde de tweede aanvulling met een omvang van drie strekkende meter. De inventarisatie over de periode tot 1990 is uitgevoerd door J. van Wandelen. De inventarisatie van de tweede aanvulling uit 2005 is uitgevoerd door medewerkers van het Haags Gemeentearchief en vrijwilligers van de Evangelisch-Lutherse Gemeente. Geschiedenis van de Gemeente in Vogelvlucht: Aangezien er reeds zeer veel literatuur verschenen is over de Evangelisch-Lutherse gemeente te Den Haag, wordt hier volstaan met een globaal overzicht van ruim 350 jaar Haagse Lutheranen.Reeds in het laatste kwart van de 16e eeuw werden er door Lutheranen in Den Haag bijeenkomsten gehouden. In 1611 werd de eerste predikant beroepen en in 1614 volgde de tweede. In 1620 kochten de ouderlingen in het gebied van de eerste Haagse stadsuitbreiding grond aan ten behoeve van de bouw van een eigen kerk. Aan de latere Lutherse Burgwal verrees spoedig een eenvoudig kerkgebouw, waar vanaf dat jaar ook openlijk gepredikt mocht worden. Mede dankzij de aanwezigheid in Den Haag van vele gezanten van Duitse Lutherse vorsten, groeide de kerkgemeente voorspoedig. Dankzij vrijwillige bijdragen, zowel van geld als van zilveren voorwerpen, bijbels ed, kon de gemeente de grond met opstallen rondom de kerk aankopen en in 1662 werd het gebouw vergroot en werden de vier al eerder door de gemeente gebouwde huizen aan de Boekhorststraat (aan de achterzijde van de kerk) herbouwd.In 1732 kwam het voorstel tot oprichting van een eigen weeshuis en in 1734 en 1736 werd daartoe het kleine hofje van de ridder Van Wouw aan de Breedstraat, de latere Lange Beestenmarkt, in twee gedeelten aangekocht. Twee huizen ernaast gingen eveneens in eigendom aan de Lutherse gemeente over maar werden spoedig weer verkocht. Vanwege een oud servituut mocht men namelijk niet bouwen op het terrein en in 1736 vond dan ook de aankoop plaats van een huis en tuin aan de Geweldigerslaan (Lange Lombardstraat) waar het weeshuis definitief gevestigd werd. In de 19e eeuw komt de naam wees- en oude liedenhuis in zwang. Van de aanvang af werden er echter ook al oude lieden in het huis opgenomen. Het hofje aan de Lange Beestenmarkt werd vanaf die tijd gebruikt ter besteding van oude vrouwen door de Lutherse diakonie. Het bleef echter op naam van het weeshuis staan.De groei van het aantal lidmaten noodzaakte halverwege de 18e eeuw wederom tot uitbreiding van de kerk Pieter de Swart en Coenraat Hoeneker tekenden voor het gevelontwerp en in 1761 kwam het huidige gebouw gereed. De gemeente werd al geruime tijd bediend door drie predikanten maar toen ds. Pambo in 1757 overleed ontstonden ruzies over de beroeping van een Hoogduitse of een Nederduitse predikant. Pas in 1766 werd de kwestie opgelost door de benoeming van zowel een Hoog- als een Nederduitse dominee. Gedurende twee jaar stonden er nu vier predikanten beurtelings op de preekstoel. Na hun vertrek werd weer één predikant beroepen.Het einde van de 18e eeuw gaf een achteruitgang van de eens zo bloeiende gemeente te zien. De algemene economische toestand, de inval van de Fransen en het vertrek van de Oranjes met hun veelal kapitaalkrachtige Lutherse volgelingen waren hier debet aan. Ook werd steeds vaker een beroep op de armenkas gedaan. De tiërcering van de staatsschuld in 1810 deed daar nog eens een schepje bovenop. De restauratie van 1815 - waarbij voortaan ook andere gezindten dan de gereformeerden een toelage uit de staatskas kregen - en de daarop volgende verbetering van de economie hielpen de kerk er echter weer snel bovenop. In 1832 overleed de laatse Hoogduitse predikant, ds. J.H. Sprö Hiermee kwam een einde aan de diensten in de Duitse taal in de kerk.In verband met de aanleg van de Prinsestraat in de jaren tachtig van de negentiende eeuw moest het Hofje van Floris van Dam uit de Juffrouw Idastraat verdwijnen en de regenten van dat hofje zagen wel iets in het bestaande Hofje van Cornelia van Wouw aan de Lange Beestenmarkt. Dit werd samen met het ernaast gelegen Lutherse diaconiehofje door hen aangekocht in 1884. Zo werden de twee Hofjes Van Wouw weer verenigd, nu echter onder de naam Hofje van Floris van Dam. De door de diaconie bestede vrouwen zouden voortaan in het Lutherse wees- en oude liedenhuis aan de Lange Lombardstraat verpleegd worden.De regenten van het weeshuis werden in 1892 verblijd met een fors legaat van de weduwe Klatte Hieraan was wel de voorwaarde verbonden dat er een nieuw weeshuis gebouwd moest worden. Aldus werd besloten en in 1896 opende het nieuwe gebouw op de plaats van het oude zijn poorten. In 1903 werd de kerk uitwendig en in 1911 inwendig gerestaureerd. In dat laatste jaar vierde men ook het 300-jarig bestaan van de gemeente.Het aantal te verplegen wezen was in de loop der jaren afgenomen en bovendien was de verzorging meer en meer op oude lieden gericht. De regenten namen dan ook in 1921 het besluit om de enkele nog aanwezige wezen in gezinnen onder te brengen, onder voogdij van henzelf. Na die tijd zijn geen nieuwe wezen meer opgenomen. Vanaf 1926 werden vele besprekingen gewijd aan de "reorganisatie" van het wees- en oude liedenhuis. Deze reorganisatie had nieuwbouw tot doel en men kocht dan ook terrein aan in Wassenaar, dat door de Stichting Huize Wartburg beheerd werd. Door het beschikbaar komen van een pand aan de Laan van Nieuw-Oost-Indië gingen de bouwplannen echter niet door en in 1930 verhuisden de oude lieden naar dit gebouw, dat Evangelisch-Luthers Rustoord gedoopt werd. Het oude pand aan de Lange Lombardstraat werd verkocht.Op initiatief van de vereniging van (rechtzinnige) lidmaten "Maarten Luther" werd in 1932 de eerste steen gelegd voor de Lutherkapel in de Haverschmidtstraat Gedurende een halve eeuw werden hier Evangelisch-Lutherse diensten gehouden. In verband met het sinds de oorlog teruglopende ledental, werd de kapel aan het einde van de jaren zeventig verkocht.In verband met de vordering van het rusthuis door de Duitsers waren de oude lieden tussen 1943 en 1951 gehuisvest in Ellecom. Dat ze niet direct na de oorlog terug konden keren, had als oorzaak dat de kraamkliniek die "tijdelijk" zijn intrek in het gebouw had genomen, zelf ook kampte met wederopbouwproblemen. Na de verbouwing van de oorspronkelijke kliniek aan de Frankenslag volgde ook nog een uitbreiding daarvan, waardoor een en ander nog langer duurde. In de jaren zestig waren er wederom nieuwbouwplannen voor het rusthuis Deze werden echter wel gerealiseerd: in 1966 werd Swaenesteyn aan de Nieuwendamlaan geopend, onder beheer van de Stichting Evangelisch-Luthers tehuis voor ouderen. Het college van regenten en regentessen van het nog steeds zo genaamde wees- en oude liedenhuis bleef als afzonderlijke stichting bestaan.Van 1966 tot 1971 werden het kerkgebouw en de inventaris ingrijpend gerestaureerd. In de jaren daarna volgden de kosterij en de bijgebouwen, totdat het geheel gereed kwam in 1975. Vanaf 1974 wordt het complex mede gebruikt door de Gereformeerde Kerk. Organisatie van de Gemeente: Kerkenraad: Een Evangelisch-Lutherse Gemeente staat onder leiding van een kerkbestuur, naar analogie van andere protestantse kerkgenootschappen ook wel kerkenraad genoemd. Het kerkbestuur in de Evangelisch-Luthers Gemeente is gehouden, uitvoering te geven aan het beleid dat door de 'gemeentevergadering' is vastgesteld. De 'gemeentevergadering' komt tenminste één maal per jaar bijeen, voorgezeten door het kerkbestuur. Daar doen het kerkbestuur en de predikant verslag van hun werkzaamheden, stellen plannen voor en laten indien nodig stemmen.
- R. Grootveld (1989); J. van Wandelen (2005)
- Archieven Haags Gemeentearchief
- archief
- 0003-01
- Welzijn en Sociale zorg
Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer