Ga direct naar: Hoofdnavigatie
Ga direct naar: Inhoud
Alle bronnen

(0279-01) Haagsche Kookschool en de Vakschool voor meisjes

1 januari 1886 - 1 januari 1978

1918-1945: Na de oorlog volgde een tijd van veranderingen. De maatschappelijke veranderingen werden ook door het bestuur opgemerkt, als "de geest des tijds".(16) De opleidingen voor dienstbetrekkingen kregen niet meer zoveel aanmeldingen als voorheen. Veel meisjes gingen in andere beroepen geld verdienen en veel ouders wilden dat hun kinderen het verder zouden brengen dan henzelf. Om met de tijd mee te gaan veranderde de school de naam van de opleiding dienstbode in opleiding huishoudelijke hulp. De school als geheel bleef nog overvol. Een tweede, meer directe verandering was dat het rijk zich intensief met het nijverheidsonderwijs ging bemoeien. De wet op het nijverheidsonderwijs van 4 oktober 1919 regelde het onderwijs vanaf 1921 (tot 1968). Het rijk ging nu het leeuwendeel van de kosten van de school betalen. Door de wet moest de school ook het leerplan aanpassen. De voorbereidende klas kreeg meer lesuren. Er waren nu twee driejarige vooropleidingen. Eén was algemeen vormend en gericht op het schoolgetuigschrift, en de andere was meer gespecialiseerd en gericht op de verschillende vakopleidingen. Nieuw was de opleiding voor het staatsexamen lerares handwerken, die in 1922 begon. Met de opleiding tot kamenier en die tot lerares nuttige handwerken stopte de school in 1921 wegens gebrek aan belangstelling. In 1924 wegens de verminderde kans voor leerlingen om hiermee een baan te krijgen. De school heeft in 1924 haar grootste aantal leerlingen. Er zijn dan 532 leerlingen voor de vakopleidingen en 571 leerlingen voor de cursussen. Maar liefst 113 leerlingen moesten worden afgewezen.(17) In de volgende jaren nam het aantal leerlingen weer af.De economische crisis leidde in de jaren '30 door bezuinigingen van het rijk tot inkrimping van het onderwijs. De school moest leerplannen bekorten en wijzigen. Ook ging het wettelijk aantal leerlingen per klas omhoog. Dit gaf volgens het bestuur moeilijkheden bij het onderwijs, terwijl de leerlingen die van de lagere school afkwamen door deze maatregelen ook minder goed onderlegd waren dan voorheen.(18) Tenslotte was de verhoging van de toelatingsleeftijd voor het nijverheidsonderwijs nadelig voor de school, omdat veel meisjes dat onderwijs nu niet eens meer gingen volgen.(19) Waarschijnlijk ook samenhangend met het bezuinigingsstreven was de aandrang die het rijk op de vereniging uitoefende om het schoolgebouw van de gemeente te kopen. Deze koop vond plaats in 1935.(20) De crisis van de jaren '30 gaf de school wel weer een nieuwe taak. In 1935 begon de school met behulp van de gemeente en de Vereniging van Huisvrouwen een cursus voor werkloze meisjes. Deze cursus was een succes en werd door andere cursussen gevolgd. Met het uitbreken van de tweede wereldoorlog brak in 1939 voor de school een moeilijke tijd aan. Gedurende de mobilisatie werd de school door het ministerie van defensie gebruikt. In de bezettingstijd vestigde het rijk in de school de Opbouwdienst en vanaf oktober 1940 het Centraal Distributiekantoor. In deze tijd kon de school voor praktijklessen nog enkele lokalen van het schoolgebouw gebruiken. Voor administratie en onderwijs huurde de vereniging huizen in de omgeving, Bezuidenhout 93, 144 en Emmastraat 188. In het begin van de bezetting bleef het onderwijs nog redelijk draaien. Zelfs herdacht de vereniging in 1942 nog het 40-jarig bestaan van de school met enkele feestelijkheden. De bezetting bracht zelfs voor het leerplan veranderingen. In 1943 werd het leerplan van het algemeen vormend onderwijs uitgebreid met zang, gymnastiek en Duits. Door de invoering van een nieuwe leerplichtwet nam het aantal leerlingen weer toe. In de laatste jaren van de oorlog leed het onderwijs veel onder de bezetting. Er was gebrek aan voedsel en brandstoffen, terwijl de slechte vervoersmogelijkheden schoolverzuim veroorzaakten. Een ramp voor de school was het bombardement van het Bezuidenhout op 3 maart 1945. Alle gebouwen die de school in gebruik had werden hierbij beschadigd. 1945-1970: Na de bevrijding konden alleen de panden Bezuidenhout 93 en 144 na herstel weer in gebruik worden genomen. Voor lessen gebruikte de vereniging ook het schoolgebouw Hoefkade 99 en tijdelijk Hoefkade 322. Niet alleen de behuizing van de school veroorzaakte grote problemen. Bij het bombardement was de school ook het meeste lesmateriaal kwijtgeraakt. Wat gered werd, verdween vlak na de bevrijding. In de eerste jaren na de oorlog stelden andere scholen lesmateriaal beschikbaar en kreeg de school lesmateriaal van bedrijven. Vooral door het ver uit elkaar liggen van de gebouwen draaide het onderwijs in de jaren na de oorlog moeilijk. De plannen voor nieuwbouw waren er wel, maar de verwezenlijking moest nog wachten op de totstandkoming van het opbouwplan voor het Bezuidenhout.De bouw van de nieuwe school begon dan ook pas in november 1952. In deze periode schommelde het aantal leerlingen rond de 350, maar het aantal cursisten was gedaald tot onder de honderd. Er waren nu nog maar drie cursussen: koken, kostuumnaaien en het hoedenvak. Met ingang van het schooljaar 1954-1955 werd het nieuwe schoolgebouw aan de Koningin Marialaan/Wilhelminastraat in gebruik genomen. Het duurde nog tot 1965 voordat dit gebouw een gymnastieklokaal kreeg. Plannen voor de bouw van een tweede school waren er al sinds 1950, toen de gemeenteraad in Moerwijk grond bestemde voor een tweede vakschool. De verwezenlijking van deze bouwplannen vereiste wat meer geduld, maar in 1971 startte de tweede vakschool aan de Assumburgweg 11 met de eerste klas. Met deze tweede school meegerekend had de vereniging in totaal zo'n 500 leerlingen en 50 cursisten. Door de invoering van de Mammoetwet in 1968 was ondertussen het onderwijs veranderd. Het onderwijs ging nu lager en middelbaar huishoudelijk en nijverheidsonderwijs heten. De invoering van de veranderingen eiste veel tijd en werden door het bestuur positief gewaardeerd.(21) In 1978 is de vereniging opgeheven en gefuseerd met de Vereniging voor Beroepsonderwijs voor 's-Gravenhage e.o. 1902-1918: Na de opheffing van de vereniging Haagsche Kookschool bleef er toch een groep leden van deze vereniging, die vond dat onderwijs voor meisjes in de vorm van een vakschool moest blijven bestaan. Zij richtten op 25 februari 1902 de vereniging 's-Gravenhaagsche Vakschool voor Meisjes op. Het bestuur van deze vereniging vond dat er duidelijk behoefte was aan de nieuwe school. Er was in Den Haag voor meisjes "uit de volksklasse" wel een industrieschool en er waren cursussen aan de huishoudschool, maar een vakopleiding voor meisjes was er nog niet. Het gevolg was dat deze meisjes, veelal in kleine dienstjes werkten, of als loop- of naaimeisjes op een atelier werkten. Daar moesten ze volgens het bestuur vaak te zware lichamelijke arbeid verrichten.(7) Inkomsten kreeg de vereniging in de eerste plaats van leden, donateurs en buitengewone leden. Leden van de vereniging waren zij die één of meer aandelen van fl 500 bezaten; donateurs zij die zich tot een jaarlijkse bijdrage van fl 10 of meer verbonden en buitengewone leden zij die een jaarlijkse contributie van fl 3 of hoger gaven. Het aandelenkapitaal bedroeg eind 1902 fl 9000. Hiernaast kwamen ook verscheidene schenkingen binnen. De eigen inkomsten waren bij lange na niet genoeg. In toenemende mate moest de overheid financieel bijspringen. De vakschool was veel meer dan de kookschool gericht op het geven van onderwijs aan de minder gegoede standen. Omdat het bovendien én om een beroepsopleiding én om onderwijs voor meisjes ging was de bereidheid van de gemeente om subsidie te geven wel groter.(8) De gemeente begon met een bijdrage van fl 2000 in de inrichtingskosten en vanaf 1903 met een jaarlijkse subsidie van fl 4000.Het rijk gaf fl 2000 subsidie in de inrichtingskosten en een jaarlijkse subsidie van fl 5000. De provincie gaf steeds een subsidie, die lager was dan die van de andere overheden, en mee-groeide met de stijging van de door andere overheden verleende subsidies. Een laatste bron van inkomsten was het schoolgeld. De aard van de opleidingen bracht met zich mee dat de opbrengsten van de schoolgelden laag waren. Het wekelijkse schoolgeld voor de volksopleidingen was 25 cent, en ook dat konden veel ouders niet altijd betalen. Om ook onderwijs aan de allerarmsten mogelijk te maken hadden de gemeente en de vereniging Armenzorg het recht een aantal leerlingen kosteloos te plaatsen. Andere op dit gebied werkzame verenigingen konden soms ook leerlingen kosteloos plaatsen, of betaalden nu en dan de opleiding van leerlingen. Er was bovendien een "kas voor de volkopleidingen", waaruit de vereniging zelf tegemoetkomingen in de lesgelden kon verstrekken. Inkomsten van de kas waren de geheven toegangsprijs voor bezichtiging van de school. Elke tweede dinsdag van de maand kon de school door belangstellenden worden bezocht tegen een toegangsprijs van 25 cent.(9) Ook het onderwijs zelf leed onder de slechte maatschappelijke situatie waarin de ouders van de leerlingen verkeerden. Vaak moesten leerlingen thuis in de huishouding helpen, of zij moesten gaan werken. Met name bij de opleiding tot dienstbode deden de leerlingen langer over de opleiding dan voorzien was.(10)Als onderkomen van de vakschool was het oude gebouw van de Haagsche Kookschool een logische keus. De vereniging huurde dit gebouw van de liquidatiecommissie van de kookschool en nam de inventaris over. De opening van de school vond plaats op 29 september 1902. Aan de school was ook een internaat voor inwonende leerlingen verbonden. Men startte met opleidingen voor huishoudster, kinderjuffrouw, kostuumnaaister, kamenier en dienstbode. Verder was er een hele serie cursussen zoals koken, strijken, kostuumnaaien, huishoudkunde, maar ook handelsboekhouden en machineschrijven. De school bleek in het eerste jaar al een succes te zijn. De grootste cursus in 1903 was de cursus Frans, met 41 leerlingen. Deze cursus werd vooral gevolgd door leerling-huishoudsters en kameniers.(11) Het toenemend aantal leerlingen leidde tot financiële tekorten.De eigen inkomsten van de school werden, doordat het aantal leden en contribuanten alleen maar afnam, steeds minder, zodat de school in toenemende mate van overheidssubsidies afhankelijk werd. De tekorten waren in 1910 en 1911 dermate opgelopen (tot fl 5187), dat het bestuur vond dat exploitatie van de school op deze wijze niet voort te zetten was. De financiële steun van de gemeente ging flink omhoog. Deze steun bleef belangrijk, want de school kampte door een flinke groei van het aantal leerlingen met ruimtegebrek. Er waren in deze tijd zo'n 200 leerlingen voor de vakopleidingen en een wisselend aantal (187-258) leerlingen voor de cursussen. In 1909 moesten daarnaast 113 leerlingen wegens ruimtegebrek worden afgewezen. Voor een nieuwe school had de vereniging zelf geen geld. Daarom besloot de gemeenteraad op 16 oktober 1911 een nieuw schoolgebouw te laten bouwen aan de Louise Henriëttestraat. De gemeente zou dit gebouw aan de vereniging verhuren. Het grootste deel van de hogere huur en hogere exploitatiekosten dekte de gemeente met een veel hogere subsidie.De nieuwe school aan Louise Henriëttestraat 10 werd op 25 november 1913 in gebruik genomen. De kosten van het gebruik van het nieuwe gebouw vielen tegen, maar het gebouw zelf was een succes. Er kwamen ook nieuwe cursussen, parallelklassen en parallelcursussen bij. Het aantal leerlingen kon hierdoor weer toenemen. In 1914 was het aantal leerlingen voor de vakopleidingen 282 en voor de cursussen 322.(12) Het aantal leerlingen bleef verder stijgen. In 1915 waren alle lokalen al in gebruik en moest men in latere jaren nieuwe lokalen creëren door interne verbouwingen. Door de eerste wereldoorlog kwam de school in flinke problemen die vooral in de laatste jaren van de oorlog optraden. In het begin van de oorlog profiteerde de school nog van het feit dat de zogenaamde "betaalde" cursussen overvol waren. Dit werd veroorzaakt doordat meisjes uit rijkere milieus gedurende de oorlog niet meer een opleiding in het buitenland konden volgen. Ze volgden nu een cursus op de vakschool en dat leverde de school financieel voordeel op.(13) Die financieel gunstige situatie duurde niet lang, want door de oorlog gingen de prijzen van leermaterialen en vooral van brandstoffen omhoog. Dit leidde in 1917 en 1918 bijna tot een tijdelijke sluiting van de school. Beide keren verhoogde de gemeente haar subsidie.(14) De hoge prijzen brachten verder nog met zich mee dat leerlingen tussentijds de school moesten verlaten om extra geld te gaan verdienen.(15)

Vervaardiger
  • J. van Wandelen (1985)
Collectie
  • Archieven Haags Gemeentearchief
Type
  • archief
Identificatienummer van Haags Gemeentearchief
  • 0279-01
Trefwoorden
  • Onderwijs en Wetenschap
Disclaimer over kwetsend taalgebruik

Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer

Ontvang onze nieuwsbrief
De Oorlogsbronnen.nl nieuwsbrief bevat een overzicht van de meest interessante en relevante onderwerpen, artikelen en bronnen van dit moment.
WO2NETMinisterie van volksgezondheid, welzijn en sportVFonds
Contact

Vijzelstraat 32
1017 HL Amsterdam

info@oorlogsbronnen.nlPers en media
Deze website is bekroond met:Deze website is bekroond met 3 DIA awardsDeze website is bekroond met 4 Lovie awards