Zonnemairepolder, 1647-1958 (1968)
Inleiding Al vroeg in de Middeleeuwen komt de naam "Sunnemare" of "Sunnonmare" voor, gegeven aan het tussen Schouwen en Dreischor gelegen water Tegenwoordige Staat der Vereenigde Nederlanden; vervolgende de beschrijving van Zeeland, II, Amsterdam, 1753, blz. 431-432. A. J. van der Aa, Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden, dl. 13, Gorinchem, 1851, blz. 260. , dat tevens Zeeland van Holland scheidde. Na de afdamming van de Gouwe in 1374 is dit water snel verland, zodat dit in 1401 ter bedijking kon worden uitgegeven. Een achtste deel daarvan was vroonland M. H. Wilderom, Tussen Afsluitdammen en Deltadijken, II, Middelburg, 1964, blz. 88. . De heerlijkheid behoorde tot 1705 aan de grafelijkheid, werd in dat jaar aan ds. Petrus Hayman te Eikerzee verkocht, vererfde in de familie de Savornin en werd uit de nalatenschap van jhr. mr. W. H. de Savornin Lohman in 1849 verkocht aan mejuffrouw J. Dekker te Zierikzee Tegenw. Staat van Zeeland, II, blz. 433-434. v. d. Aa, Aardrijkskundig Woordenboek, blz. 260. . Tot 1705 oefende de vierschaar van Dreischor de criminele jurisdictie over Zonnemaire uit en was hoger beroep van het plaatselijke gerecht op deze vierschaar mogelijk L. W. A. M. Lasonder, De Archieven van de rechtbanken, weeskamers en notarissen, die over het tegenwoordige grondgebied der provincie Zeeland gefungeerd hebben. De Zeeuwsche eilanden 1456-1811 (1852), 's-Gravenhage, 1914, blz. 484. . Een afzonderlijk bestuurscollege voor waterschapszaken bestond hier, althans in de 17e eeuw, niet; schout en schepenen traden in die hoedanigheid op Inv.nr. 1: f. 1 en f. 9v. . De baljuw van Dreischor, Zonnemaire en Noordgouwe oefende het opperdijkgraafschap uit. In het begin van de 18e eeuw leidde dat tot problemen met onderdijkgraaf en ambachtsheer, waarbij de baljuw gesteund werd door Gecommitteerde Raden Inv.nr. f. 77, f. 93v. en f. 94. . Na deze baljuw, Cornelis de Brauw, werden polderbestuurderen op recommandatie door de ambachtsheer aangesteld Inv.nr. f. 119. . Sinds de 19e eeuw vormden een dijkgraaf en een gezworene, bijgestaan door een ontvangergriffier het polderbestuur. De afwatering van deze polder geschiedde vóór 1682 via de Nataarse kil ofwel "'s lants waterloop" Inv.nr. f. 32v. . Door het onderlopen van Bommenede en Nataars was deze kil onbruikbaar geworden en werd met Schouwen in 1684 een suatieovereenkomst aangegaan, zodat sindsdien Zonnemaire afwatert via een sluis in het uiterste noordwesten van de polder A. J. F. Fokker, Anne met de Gesp, Zierikzee, 1909, blz. 307-309. . Een oude sluis veroorzaakte twee eeuwen later nog voor problemen, toen de dijk tijdens een stormvloed water bleek door te laten. In 1883-'84 werd deze sluis, die vermoedelijk vóór de bedijking van de Bommenedepolders dienst deed, uitgebroken Inv.nr. 77b. . Het lage noordoostelijke deel van de polder sueert sinds 1948 op Dreischor Inv.nr. 81a. . Het was ook dit gedeelte dat in 1953 ondanks het standhouden van de dijken dras kwam te staan door kwel en gestremde lozing Verslag over de stormvloed 1953, samengesteld door de Rijkswaterstaat en het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut, 's-Gravenhage, 1961, blz. 233. . De polder Zonnemaire was in 1958 ongeveer 572 ha. groot Provinciale Almanak voor Zeeland voor het jaar 1958, Middelburg, 1957, blz. 532. . Het archief heeft niet door de watersnood geleden Inv.nr. 15: notulen 30-4-1953. en beslaat 3,20 meter, buiten de afzonderlijk bewaarde kaarten.
- Archieven Zeeuws Archief
- Archief
- 3329
- Verkeer en Waterstaat
Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer