“Ik ga zonder eenige vijand hier op aarde achter te laten”. Het verzet van Molukse KNIL-kapitein en OD’er Eddy Latuperisa
Tijdens de bezetting van Nederland zijn veel gedemobiliseerde militairen actief in het verzet. Binnen deze groep bevinden zich ook militairen afkomstig uit de koloniën die bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog soms per toeval in Nederland zijn. Zo ook Eduard Alexander (Eddy) Latuperisa. Hij is een militair in het Koninklijk Nederlandsch-Indische Leger (KNIL), maar raakt al snel betrokken bij het verzet.


Tegen de overheersing
Op 22 februari 2023 was het 125 jaar geleden dat Anton de Kom werd geboren in Paramaribo, Suriname. De antikoloniale activist en schrijver van Wij slaven van Suriname was tijdens de Tweede Wereldoorlog actief in het verzet. Vlak voor de bevrijding kwam hij aan zijn einde in Kamp Neuengamme. De Kom is wellicht de bekendste, maar zeker niet de enige verzetsstrijder met een koloniale achtergrond. Cijfers over verzet zijn vanwege het geheime karakter moeilijk te verzamelen, maar wel staat vast dat mensen uit de koloniën zeer actief waren in het Nederlandse verzet. Zij kwamen uit Nederlands-Indië/Indonesië, het Caribisch gebied en Suriname en streden tegen de Duitse overheersing van hun koloniale overheerser. Ter gelegenheid van 125 jaar Anton de Kom besteedt Netwerk Oorlogsbronnen dit jaar aandacht aan verzetsstrijders met een koloniale achtergrond. Wie waren zij en wat waren hun beweegredenen?
Gemobiliseerd
Hoewel Eddy Latuperisa een Molukse achtergrond heeft, is zijn familie juridisch ‘gelijkgesteld’ aan de koloniale Europeaanse elite. Hierdoor kan hij carrière maken in het KNIL. Latuperisa studeert in 1924-1925 aan de Koninklijke Militaire Academie (KMA) en wordt bevorderd tot Kapitein der Infanterie van het KNIL. In juli 1939 wordt hij samen met zijn gezin gedetacheerd naar Nederland voor verdere studie aan de Hogere Krijgsschool. Als op 28 augustus 1939 de algehele mobilisatie van het Nederlandse leger wordt afgekondigd, wordt Latuperisa ingezet als stafofficier. Kort na de capitulatie van Nederland eisen de bezetters op 14 juli 1940 van de beroepsofficieren dat zij een erewoordverklaring afleggen. Hierin verklaren zij dat zij op geen enkele wijze in verzet zullen komen tegen de Duitse bezetter. Hoewel Latuperisa net zoals de meeste andere beroepsofficieren de verklaring ondertekent, raakt hij al snel betrokken bij het verzet.




De Ordedienst
Via verzetsdeelnemer Anton Abbenbroek komt Latuperisa in contact met de jonkheer Johan Schimmelpenninck die in Den Haag een verzetsgroep heeft opgericht bestaande uit gedemobiliseerde militairen. Deze verzetsgroep ging later op in de Ordedienst (OD). De OD verzamelt militaire inlichtingen voor de geallieerden, voert sabotageacties uit en legt wapenvoorraden aan. Daarnaast bereidt de OD zich voor op het bewaken van de orde zodra Nederland zou zijn bevrijd. Tijdens bridgeavonden die hij thuis organiseert voor cadetten en adelborsten (aspirant-mariniers) uit de officiersopleiding, rekruteert Latuperisa leden voor de OD. Ook ontvangt hij 400 gulden van Schimmelpenninck voor het aanschaffen en verstoppen van wapens. In het najaar van 1941 is Latuperisa betrokken bij het plannen van een gewapende overval op het Oranjehotel om gevangen genomen OD’ers zoals Jan Nout te bevrijden. Het plan gaat uiteindelijk niet door. Latuperisa is ook betrokken bij de mislukte Engelandvaart van Wiardi Beckman en Frans Goedhart die in de nacht van 17 op 18 januari 1942 op het strand van Scheveningen worden gearresteerd.
Onderduik en arrestatie
Latuperisa besluit om zijn gezin dat op de Frederik Hendriklaan te Den Haag woont achter te laten en onder te duiken op de Groot Hertoginnelaan 210. En met goede reden. In het voorjaar van 1942 worden tientallen OD’ers opgepakt en vervolgd gedurende het zogeheten Eerste OD-proces. Hoogstwaarschijnlijk werd de naam van Latuperisa hier genoemd. De onderduikplek van Latuperisa wordt verraden en op 13 maart 1942 wordt hij gearresteerd door de voor de Sicherheitsdienst (SD) werkende Haagse politieagenten Leo Poos en Marten Slagter. Latuperisa wordt naar het Oranjehotel gebracht waar hij opgesloten zit in cel 548 van de D-gang waar ook de beruchte dodencellen zich bevinden. Hier wordt Latuperisa verhoord door de beruchte Sachbearbeiter van de Sicherheitspolizei (Sipo) Walter Bartels. Op 6 november 1942 wordt Latuperisa getransporteerd naar Kamp Amersfoort, hier krijgt hij gevangene nummer 1971. Op 2 maart 1943 volgt een transport naar Kamp Vught en op 11 maart 1943 wordt Latuperisa samen met 89 andere verdachten naar Kamp Haaren getransporteerd om daar voor de Duitse krijgsraad te verschijnen.




Het Tweede OD-proces
Op 15 maart 1943 begint in Kamp Haaren het Tweede OD-proces. Onder strenge bewaking van de Ordnungspolizei worden de 28 hoofdverdachten voorgeleid, waaronder Latuperisa en Schimmelpenninck. Latuperisa en de andere beroepsofficieren worden “Sabotage, Feindbegünstigung [hulp aan de vijand], politische Betätigung [politieke activiteit] und Wortbruch [breuk van de erewoordverklaring]” ten laste gelegd. Het als beroepsofficier breken van de erewoordverklaring was al voldoende voor een doodsvonnis. Daarnaast willen de Duitsers door middel van zware straffen een afschrikwekkend voorbeeld stellen. Latuperisa verklaart in het schijnproces dat hij zich slechts had beziggehouden met het organiseren van jongerenactiviteiten. De krijgsraad gaat hier echter niet in mee.

Afscheid
Op 27 april 1943 wordt Latuperisa samen met 20 anderen ter dood veroordeeld. De groep wordt in afwachting van de executie overgebracht naar de Kriegswehrmachtgefängnis aan de Gansstraat in Utrecht. Hier krijgen zij de gelegenheid om afscheidsbrieven te schrijven. Op 29 juli 1943 schrijft Latuperisa een lange afscheidsbrief aan zijn familie en vrienden waarin hij benadrukt dat hij niemand een kwaad hart toedraagt: “ik ga zonder eenige vijand hier op aarde achter te laten”. Tot het einde blijft Latuperia positief: “Houdt moed en durf te leven. Heel lang omhelsd en duizenden kusjes van jullie trouwen paps”. Hij sluit af met “Lang leven het Vaderland en het Vorstenhuis! Lang leven het Kon. Ned. Leger!!”.


Executie
Op 29 juli 1943 wordt Latuperisa op de Leusderheide gefusilleerd samen met 16 andere OD’ers, waaronder Schimmelpenninck. Na de oorlog worden de massagraven op de Leusderheide opgegraven om de slachtoffers te identificeren. De rechercheurs van de Politieke Recherche Afdeling van Utrecht onder leiding van Gerrit Kleinveld beginnen op 22 juni 1945 met het onderzoeken van de stoffelijk overschotten. Slachtoffer nummer 206 wordt uiteindelijk door de weduwe Louise Fernande Latuperisa-Hoeke geïdentificeerd. Op 21 november 1945 wordt Latuperisa herbegraven op de Begraafplaats Rusthof in Amersfoort.




Bronvermelding
- Herman Keppy, Zijn jullie kerels of lafaards. De Indische en Indonesische strijd tegen de nazi’s 1940-45 (Den Haag: Uitgeverij West. 2019).