Vissen in oorlogstijd: De vermissing van UK 83 ‘Jonge Louwe’
In de zomer van 1941 doet Urker Lub Kramer een onheilspellende vangst: een koffertje met kleren. De koffer blijkt van een van de opvarenden van de UK 83 ‘Jonge Louwe’ te zijn, het vissersschip dat enkele maanden eerder vermist raakt. Vissen is tijdens de Tweede Wereldoorlog niet zonder gevaar.
Door de oorlog is een groot deel van de zee te gevaarlijk voor de visserij. Na de oorlogsverklaring van Engeland en Frankrijk eind 1939 - de start van de Tweede Wereldoorlog - wordt ook de Noordzee onderdeel van het strijdtoneel. Zowel de geallieerden als de Duitse bezetter plaatsen zeemijnen. Daarnaast zijn ook vliegtuigen en onderzeeërs een gevaar op de Noordzee.
Op 1 september 1939 verklaarden Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk oorlog aan nazi-Duitsland, nadat zij Polen binnenvielen.
Meer over Oorlogsverklaring Frankrijk en Verenigd KoninkrijkNachtvissen op de Noordzee
De bezetter verleent de Noordzeevissers toestemming om op het IJsselmeer te vissen. Maar omdat het vissen op de Noordzee een stuk meer oplevert, kiezen veel botters ervoor om toch de zee bij IJmuiden op te gaan. Zo ook de UK 83 'Jonge Louwe'. Want zeker voor een tijd waarin voedsel schaars is, kan de nachtvisserij veel opleveren. En op een maandagavond in maart 1941 vertrekt het schip richting open zee. Met de risico’s is de bemanning bekend: Gerrit Korf (35) en de broers Jurie (29) en Sjoerd (22) van de Berg. Die nacht, voor de kust van IJmuiden, wordt voor het laatst iets van hen vernomen.
Het is zeer waarschijnlijk dat de UK 83 en de vier opvarenden aan een mijn ten onder zijn gegaan. Een schipper die op dezelfde avond als de UK 83 uitvaart, heeft de volgende dag een mijn in het net. Zij hebben geluk: de mijn ontploft op enkele meters afstand zonder schade te veroorzaken. Diezelfde schippers zien ook wrakhout drijven, vermoedelijk afkomstig van de UK 83.
Zeemijnen werden door zowel Duitsland als de geallieerden ingezet. Vele schepen en onderzeeboten zonken hierdoor. Er waren contactmijnen die tot ontploffing kwamen als ze in aanraking kwamen met een schip. En invloedsmijnen die tot ontploffing kwamen door akoestische trillingen van een scheepsschroef of door het drukverschil in water als een schip passeert. Een groot deel van de mijnen bleef liggen en werden in de loop van de jaren geruimd. Dit proces is nog altijd niet afgerond.
Meer over ZeemijnenKinderen naar vissersdorp Urk in de hongerwinter
De Urkers hebben, vergeleken met mensen in de steden, relatief veel te eten in oorlogstijd. Een deel van de vissers komt in aanmerking voor een ausweis (vrijstelling) waarmee zij door mogen vissen en worden vrijgesteld van werkkampen in Duitsland. Er wordt paling en snoekbaars gevangen op het IJsselmeer. Tijdens de hongerwinter komen 'bleekneusjes’ uit de randstad dan ook in Urk terecht bij pleeggezinnen. Sommige kinderen zijn dan zwaar ondervoed, met opgezette buikjes van de hongeroedeem.
De Hongerwinter was de winter van 1944 tot 1945, aan het eind van de Tweede Wereldoorlog, met een grote schaarste aan voedsel en brandstof. Met name in de steden van West-Nederland, waar zo'n 20.000 mensen omkwamen door honger en kou, leidde de winter tot grote ellende. De Spoorwegstaking vormde het begin van de Hongerwinter, de Duitsers grepen deze staking aan om het vervoer van voedsel te blokkeren. De Hongerwinter eindigde met de geallieerde voedselhulp.
Meer over HongerwinterDe Schiedamse Maarten de Jong is tijdens de Hongerwinter 8 jaar en lijdt aan hongeroedeem. Hij is één van de bleekneusjes die op Urk kon aansterken. Maarten: “Ik weet niet of ik de oorlog had overleefd zonder Urk".
Omroep Flevoland